Daar was het geluid weer. Het kwam me bekend voor. Shit, mijn mobiele telefoon. Eentje van het werk, voor noodgevallen en deze week had ik piketdienst. Ik worstelde me onder het laken vandaan, pakte mijn tas van de stoel en kieperde de inhoud ervan op het bed. Tussen mijn agenda, pennen, papiertjes, kassabonnen en snoepjes vond ik de telefoon. Zodra ik opnam, galmde de stem van Bernadette.
‘Lag je nog in bed?’
Het klonk beschuldigend, alsof het twaalf uur ’s middags was in plaats van zes uur in de ochtend.
‘Kleed je snel aan.’ Ze zei me naar de kerk te komen.
‘Wat is er aan de hand?’ vroeg ik.
‘Er is een baby te vondeling gelegd.’
Het hek van de kerk stond open. Ik wendde mijn blik af van het pas-gedolven graf aan mijn linkerhand. Het verbaasde me hoeveel effect zonlicht op een plek kan hebben. Nu, deels in de zon, was het bijna vredig. Een paar vogels tsjilpten alsof alle problemen van de wereld waren opgelost. Op een van de grafstenen zat een zwarte kat te genieten van de eerste zonnestralen en bloemen stonden in volle bloei. Maar in de herfst, wanneer het regent en hard waait, is het kerkhof een naargeestige plek, met koude, grijze stenen en verlepte bloemen.
Terwijl op zondag normaal gesproken de dominee in de deuropening stond om de gelovigen te begroeten, hield zich nu een politieagent op. Ik zei mijn naam en werd doorgelaten. Bij de eerste kerkbank, vlak voor de kansel, stond een groepje mensen. Ik zag de dominee, Judy, Alex en Bernadette.
‘De arts is onderweg,’ zei Bernadette toen ik dichterbij kwam. ‘De dokter hier heeft geen dienst en de andere moet van drie dorpen verderop komen.’ Ze rolde met haar ogen om aan te geven wat ze daarvan dacht.
Gezien het belachelijk vroege tijdstip zag Bernadette er verrassend goed uit. Het leek alsof ze niet naar bed was geweest. Zoals altijd was ze gekleed in een mantelpakje – de kleur en print varieerden per dag – haar voeten waren gestoken in hoge hakken. Haar haren waren opgestoken in een wrong en ze had rode lippenstift op. Waar iedereen op kantoor gebukt ging onder de aanhoudende hitte – we droegen allemaal slippers en hemdjes en onze lippen waren vergroeid met flesjes water – werd Bernadette omringd door een verkoelend vacuüm. Ze scheen het nooit warm te hebben – ik had haar zelfs nog nooit op een spoortje zweet kunnen betrappen – en bleef netjes geconserveerd, terwijl de rest van ons in de loop van de dag aftakelde.
Judy zat op de eerste kerkbank met de baby in haar armen. De baby was in een wit laken gewikkeld, de oogjes waren gesloten.
‘Waar is je mama? Heeft ze je hier achtergelaten? Och arme,’ prevelde ze.
Ze zat in haar ochtendjas, met pantoffels aan haar voeten en haar vlammende haren alle kanten op. De baby begon op een knuistje te sabbelen.
‘Ze heeft honger,’ zei Judy.
Het was dus een meisje. Alsof het tot haar doordrong dat ze hier was achtergelaten, begon de baby zachtjes te huilen.
‘Ik heb geen melk. Ik bedoel, ik heb wel melk, maar geen flesvoeding. En alle winkels zijn nog gesloten,’ zei Judy paniekerig.
Alex wees op een tas in een van de kerkbanken. ‘Ik heb wat spullen meegenomen. Luiers, kleertjes. Ook een fles en speciale flesvoeding voor baby’s.’ Toen hij de verbaasde gezichten zag, voegde hij eraan toe: ‘Mijn zus zit nog in de kleine kinderen. We hebben standaard een voorraadje thuis.’
Het gehuil zwol aan. Judy wiegde het kleintje heen en weer, maar er klonk alleen nog maar meer protest. Ze ging staan en begon op en neer te lopen.
‘Je wilt je mama, dat begrijp ik, maar je zult het even met mij moeten doen.’ Ze begon te neuriën.
‘Moeten we niet op de dokter wachten voordat we het kind eten gaan geven?’ wilde de dominee weten.
Op dat moment kwam de arts binnen. Ook zij zag eruit alsof ze nog wel een paar uur slaap kon gebruiken, net als wij allemaal. Ze stelde zichzelf voor als Annet de Goede. Zijdelings keek ze naar Judy, die nog altijd met de baby rondliep.
‘Dit heb ik nog nooit meegemaakt,’ verzuchtte ze.
‘Wij ook niet,’ antwoordde de dominee met een instemmend knikje.
Ik huiverde. Het was koud in de kerk. In de haast was ik vergeten een vestje mee te nemen.
‘We kunnen beter naar de pastorie gaan. Het is hier niet bepaald warm,’ instrueerde de arts.
Achter elkaar legden we de paar meters naar het naastgelegen huis af. Binnen legde Judy het meisje voorzichtig op de bank.
‘Ik ga even koffie zetten. We kunnen wel iets sterks gebruiken,’ zei de dominee en hij verdween naar de keuken, gevolgd door Bernadette.
Judy verloor de baby geen seconde uit het oog en ging naast haar op de bank zitten. Met een vinger streelde ze het hoofdje van de kleine, die daardoor leek te kalmeren.
‘Laat me eens naar je kijken,’ fluisterde Annet.