Home>>read Nachtvlucht free online

Nachtvlucht(49)

By:Anita Terpstra


Door het raam van de kroeg zag ik dat Steven door een paar mannen op zijn schouders werd geslagen. Er werd gelachen.

‘Laat die politiemanhouding van je even varen, je bent nu niet aan het werk.’

‘Ga naar huis, Liv.’

Plotseling voelde ik me alsof ik die tien kilometer al achter de rug had.

‘Laat maar,’ zei ik en ik draaide me om.

‘Waar ga je heen? Je moet die kant op,’ zei hij, wijzend.

‘Mijn auto staat nog bij het restaurant.’ Ik wilde mijn sleutels uit mijn tas halen, maar merkte dat ik die helemaal niet bij me had.

‘Dat komt morgen wel. Jij hebt te veel gedronken om te kunnen rijden.’

‘Mijn tas ligt nog in het café.’ Ik maakte aanstalten om weer naar binnen te gaan. In een paar passen was Nick bij me. ‘Hier blijven jij. Ik ga wel.’

‘En vergeet m’n jas niet,’ riep ik hem achterna.

Er steeg gejoel op toen Nick binnenkwam. Even later stond hij weer buiten, hielp me in mijn jas en overhandigde me mijn tas.

‘Kom, we gaan.’

‘Ik red me wel.’

‘Liv…’

‘Ik red me wel,’ zei ik, harder dit keer.

‘Zelf weten.’

Hij hield de autosleutels in zijn hand. ‘Deze geef ik je alleen als je belooft dat je nu niet gaat autorijden.’

‘Beloofd.’ Nick legde de sleutels in mijn uitgestoken hand. Daarna draaide ik me om en liep zonder nog iets te zeggen weg. Ik voelde me gekwetst, verward en alleen, maar dat ging ik hem niet vertellen.

Degene die de spreuk ‘Na regen komt zonneschijn’ heeft bedacht, moet zich eens laten nakijken. Toen ik de volgende ochtend, met een pijnlijk bonkend hoofd en een tong die aanvoelde alsof hij urenlang in de zon had liggen bakken – en dat waren nog maar de fysieke gevolgen van gisteravond – bij mijn auto kwam, zag ik dat een van de achterbanden plat was. Terwijl ik om de auto heen liep, werd me al snel duidelijk dat dit ook gold voor de twee voorste banden. Vol ongeloof liet ik me op mijn hurken zakken en zag dat ze waren doorgesneden. Met diepe en lange halen. Er schoot maar één naam door mijn hoofd. Ik keek om me heen, alsof ik verwachtte Steven nog te zien staan met een mes in zijn hand. Er was echter niemand om mijn woede over deze laffe daad op af te reageren en daarom gaf ik een trap tegen de lekke band. Kinderachtig, was het enige woord dat in me opkwam. Wat ontzettend kinderachtig. Ik herinnerde me zijn voornemen om aangifte te doen. Klaarblijkelijk was hij van gedachten veranderd en had hij op deze manier zijn gram willen halen.

Ik heb weinig verstand van auto’s, maar het leek me niet slim om met drie lekke banden naar de dichtstbijzijnde garage te rijden, dus liet ik de wagen staan en ging te voet. Ondertussen belde ik mijn werk om door te geven dat ik later kwam. Het autobedrijf lag aan de andere kant van het dorp, langs de doorgaande weg, en de wandeling kostte me een kleine tien minuten. Dat gaf me genoeg tijd om af te koelen. Moest ik voor zoiets ook de politie inschakelen? Vast. Al was het maar om de verzekeringskwestie te regelen. Via de shop ging ik de garage binnen. Melanie zat achter de kassa. Ze droeg deze keer geen zwart, maar een rood shirt met daarop het embleem van de garage en een spijkerbroek. Haar haren stonden nu niet recht overeind, maar zaten netjes in een korte staart. Er waren ook een paar oorbellen verdwenen.

‘Ik heb een monteur nodig,’ zei ik.

‘Achter,’ zei ze met een hoofdknik. ‘Vraag maar naar Erik.’

In de werkplaats schalde een radio. Mijn ogen moesten wennen aan het donker. Er stonden auto’s in verschillende stadia van ontleding, of herstel, het was maar net hoe je het bekeek. Ik liep een rondje, maar zag niemand. Pas bij het tweede rondje zag ik een paar voeten onder een auto uitsteken. Ik schopte er zachtjes tegenaan.

‘Sorry, ik hoorde je niet,’ zei Erik, die zich op zijn rug onder de auto vandaan werkte. Hij droeg een blauwe overall, besmeurd met donkere vlekken. Er stond een draagbare radio naast hem op de grond. Het signaal was niet goed, waardoor het liedje om de paar seconden wegviel. Het geluid deed pijn aan mijn oren en ik bukte me om het volume zachter te zetten. Erik veegde zijn handen af aan een rode zakdoek.

‘Ik heb niks meer te zeggen,’ begon hij zodra hij zag dat ik het was, en hij maakte aanstalten om verder te gaan met zijn werk.

‘Ik kom voor mijn auto.’

‘In dat geval: wat kan ik voor je doen?’

In een paar zinnen legde ik de situatie uit, maar ik liet achterwege dat de banden waren vernield. Hij zou er snel genoeg achter komen, maar ik had nu geen zin in vragen. Erik zei dat hij de auto op zou halen met een sleepauto. Ik overhandigde hem de sleutels. Met zijn zakdoek poetste hij een denkbeeldige vlek van het dak van de auto waar hij mee bezig was.