Net op het moment dat ik dacht dat de kwelling voorbij was, kwam er nog koffie. Het hielp niet dat ik vrij uitzicht had op de klok. Op een bepaald moment, zo ergens tussen het hoofdgerecht en het nagerecht in, kon ik zweren dat de wijzers achteruitgingen. Sascha en Alex leken zich niks aan te trekken van onze zwijgzaamheid en we lieten ons als losgeslagen bootjes willoos meevoeren op de golven van hun gesprek. Eenmaal buiten kon ik me niet eens herinneren welke gespreksonderwerpen aan bod waren geweest; ik voelde alleen een dankbare opluchting door me heen stromen dat het voorbij was, en als ik alleen was geweest had ik net als de paus de neutrale grond onder mijn voeten gekust. Die opluchting was van korte duur toen Sascha zei: ‘Gaan jullie nog mee iets drinken in de kroeg?’
‘Nee, nee, ik moet morgen weer vroeg op,’ haastte ik me te zeggen.
‘Ik ben moe, ik heb een lange dag achter de rug,’ zei Nick bijna tegelijkertijd.
Plotseling zag ik voor me hoe ik de hele nacht zou liggen woelen, terwijl deze rampzalig verlopen dag scène na scène aan me voorbijtrok. Het alcoholpromillage in mijn lijf opkrikken zodat ik als een blok in slaap zou vallen was bij nader inzien misschien geen slecht idee.
‘Eén drankje kan geen kwaad,’ zei ik daarom.
‘In dat geval wil ik geen spelbreker zijn,’ zei Nick tot mijn verrassing.
Het was rustig in het café. Er hingen een paar mannen aan de bar en aan een tafeltje zaten nog meer mannen te klaverjassen. Op de radio werd een Nederlandstalig nummer gedraaid dat ik nog nooit had gehoord. In een hoek ontwaarde ik Steven achter een speelautomaat, met een biertje in zijn hand. Om een herhaling van de opstelling in het restaurant te voorkomen, zocht ik direct een plekje op aan de bar. Nick ging links van me zitten en Alex rechts van me, en ik begon een gesprek met Alex. Ik zorgde ervoor dat er geen pauze viel, een pauze waarin hij zich tot Sascha kon wenden en er voor mij niets anders op zat dan om of naar mijn glas te staren, of met Nick te praten. In recordtempo sloeg ik een aantal drankjes achterover; de rest van het gezelschap deed het rustiger aan. Na drankje drie zag ik dat Sascha zich van haar barkruk liet glijden en naast Nick ging staan. Ik probeerde niet naar hun stemmen te luisteren.
Na drankje nummer zoveel dwong mijn blaas me naar het toilet, achter in het café. Ik rommelde met het slot om de deur weer open te krijgen en pas na enig duw- en trekwerk slaagde ik daarin. Sascha stond op me te wachten en de manier waarop ze haar handen voor haar borst gekruist hield voorspelde weinig goeds. Ik hield mijn handen onder het miezerige straaltje dat de kraan wist te produceren.
‘Geslaagde avond, vind je ook niet?’ vroeg ik. ‘Moeten we vaker doen,’ voegde ik eraan toe. Er hing geen apparaat om mijn handen mee af te drogen en ik wapperde ermee in de lucht.
‘Ik snap jou niet, Liv. Echt niet. Eerst zeg je de hele avond geen woord, en vervolgens zit je de hele tijd tegen Alex te snateren.’
‘Jee, Sas, ik wist niet dat je het bijhield. Ik wilde alleen mijn aanstaande zwager wat beter leren kennen.’
‘Doe niet zo stom. Je hebt niet eens de moeite genomen om een gesprek met Nick te beginnen.’
‘Hij anders ook niet,’ bracht ik ertegen in. Ik voelde me net een dertienjarige die ruzie had met een vriendinnetje. ‘Waarom bel je haar niet om het goed te maken?’ zei mijn moeder dan. ‘Waarom zou ik, zij belt mij ook niet.’
‘Doe niet zo kinderachtig,’ zei Sascha.
‘Je vergeet dat ik dit helemaal niet wilde. Het was niet mijn idee om met z’n vieren uit eten te gaan.’
‘Nou, sorry hoor, dat ik dacht dat we er een fijne avond van konden maken. Gewoon, spontaan, leuk, weet je nog? De Liv die ik ken, de oude Liv, zou er geen probleem van hebben gemaakt. Ze zou er zelfs de humor van in kunnen zien.’
‘Sorry?’
‘Volgens mij is Ben niet het enige wat je daar in Kenia hebt achtergelaten.’ Een baksteen op mijn kleine teen had me niet pijnlijker kunnen treffen. Sascha wachtte niet op een reactie en wurmde zich langs me heen. Ik gaf mezelf nog een paar minuten om over haar opmerking na te denken. Had mijn zusje gelijk? Was ik zo veranderd? De antwoorden verscholen zich in de alcoholmist in mijn hoofd. Toen ik me moedig genoeg voelde om de rest weer onder ogen te komen, verliet ik de ruimte. In het nauwe gangetje doemde een cafébezoeker op en we moesten allebei een beetje draaien om elkaar te kunnen passeren. Tot mijn schrik zag ik dat het Steven was.
‘Ik weet wie jij bent.’
Ik stond met mijn rug tegen de muur. Steven leunde er met een hand tegenaan en versperde me zo de weg. In zijn andere hand hield hij een glas bier.
‘Weet je nog hoe we je vroeger noemden? Olijfje,’ beantwoordde hij zijn eigen vraag. ‘Je bent leuk opgedroogd, zoals ze dat zeggen. Wie had dat nu gedacht… Ken jij mij nog?’ Hij hief zijn hoofd een beetje en nam een pose aan.