Ik sloeg de agenda open en bladerde hem door. Ron was aan het reïntegreren en zijn werk bestond voornamelijk uit het geven van voorlichting over inbraakpreventie, had Peter me verteld. De politie had besloten om burgers bewust te maken van de risico’s, aangezien de gemeente en enkele omliggende gemeentes geplaagd werden door een serie inbraken. Ron had netjes alle afspraken genoteerd, zag ik. Hij had zijn eigen code ontwikkeld, die niet moeilijk te ontcijferen was: ip/ De Waard, gevolgd door de naam en het adres van de persoon naar wie hij toe moest. ip was een afkorting van ‘inbraakpreventie’ en De Waard was Alex’ achternaam, dus ik nam aan dat hij Ron vergezelde. Af en toe stond er een andere naam, maar die persoon kende ik niet. Ik bladerde door naar de dag van zijn dood. Er stond één afspraak in, met Alex. Ron hield ook privéafspraken bij. Bij de zaterdag na zijn dood kwam ik mijn omcirkelde naam tegen.
Achter in zijn agenda vond ik krantenknipsels die melding maakten van de inbraken in de afgelopen periode. Tussen de knipsels zat een opgevouwen a4 ’tje, dat een print van een krantenbericht bleek. Het knipsel was ronduit vreemd en paste niet bij de rest. Het ging over de moord op de achttienjarige Thomas van Zanten. ‘Jongen sterft marteldood,’ luidde de kop. De onderkop was even luguber: ‘Vastgebonden aan paal in zee’:
Thomas van Zanten (18) is vanochtend vroeg dood gevonden. De jongen zat vastgebonden aan een paal in zee en is verdronken toen het vloed werd. Zijn lichaam werd gevonden door een wandelaar die de politie alarmeerde. Thomas werd sinds twee dagen vermist. De jongen verdween spoorloos nadat hij uit school kwam. Bepaalde details over zijn dood wil de politie niet vrijgeven omdat het onderzoek daardoor bemoeilijkt kan worden, maar een woordvoerder spreekt van een ‘gruwelijke daad’. ‘De jongen is gemarteld. Er zijn onder andere sigarettenpeuken op zijn lichaam uitgedrukt. Hij is vastgebonden en leefde nog toen het vloed werd. Hij wist dat hij ging sterven,’ aldus de woordvoerder. De politie tast vooralsnog in het duister over de dader en het motief. Voor zover bekend kon de scholier met iedereen goed opschieten. Buren van Thomas reageren geschokt. ‘Wie doet nou zoiets? Zo’n lieve jongen. Hij was altijd heel vriendelijk en nooit te beroerd om je een handje te helpen. Een van de weinige jongens die gedag zei,’ zegt een buurvrouw, voor wie Thomas vroeger regelmatig klusjes deed. Getuigen worden gevraagd zich te melden.
Ik had nog nooit van de jongen gehoord en kon me de zaak ook niet herinneren. Hij kwam uit een klein dorp ergens in de naburige provincie, zag ik bij de aanhef van het artikel. Er was een foto van het wad geplaatst om de lezer een idee te geven waar de jongen was gevonden en wat hij had meegemaakt.
Ik keek naar de datum: 17 januari 2007 . Tweeënhalf jaar geleden. Wat moest Ron hiermee? Onder aan het a4 ’tje had hij een telefoonnummer en een naam gekrabbeld, die moeilijk te ontcijferen waren. Na vijf minuten staren meende ik een a, een r, een i en een g te herkennen, maar de combinatie leek me weinig logisch. Na nog eens tien minuten turen had ik ‘Airdogar’ opgeschreven, wat aan een personage uit een van Tolkiens boeken deed denken.
Ik pakte mijn mobiele telefoon, die ik vlak na Rons dood had aangeschaft. Er klonk een bandje. Een vrouwenstem meldde dat het politiebureau gesloten was en dat ik voor noodgevallen kon bellen met het regiobureau. Ik hing op. Klaarblijkelijk had Ron met ene Airdogar van een politiebureau in het noordoosten gesproken over de moord op Thomas van Zanten.
Ergens sloeg een deur dicht, niet veel later gevolgd door de stem van mijn moeder. Ik stopte Rons mobiel, portefeuille, de ring en het bandje weer in de plastic zakjes. Die zou ik straks aan mijn ouders geven. De rest van de spullen borg ik weer op en ik schoof de doos naast het bed.
12
Aangezien het al weken nauwelijks had geregend, lag mijn moestuin er weinig florissant bij. Alles leek wel aangevreten en het wilde niet bepaald groeien. Met een hark verwijderde ik de groenten die er het ergst aan toe waren. Ik haalde de tuinslang uit de schuur en sloot die aan op de buitenkraan. Om de hoek verscheen Nick.
‘Hoe gaat het?’
‘Je ziet het,’ zei ik, wijzend. ‘Maar ik geef het niet op,’ voegde ik eraan toe, alhoewel ik vermoedde dat Nick daar niet op doelde.
‘Waar ging dat telefoontje van je over?’ Die ochtend had ik zijn voicemail ingesproken met de vraag wat hij wist van Thomas van Zanten. Terwijl ik de straal op de groenten richtte, vertelde ik hem wat ik had gevonden.
‘Het zegt me helemaal niks,’ zei Nick, toen ik uitgesproken was.
‘Heeft Ron het er nooit met jou over gehad?’
Nick schudde zijn hoofd.
‘Waarom bewaarde Ron een knipsel over een moord van ruim twee jaar geleden?’