Home>>read Nachtvlucht free online

Nachtvlucht(38)

By:Anita Terpstra


‘Voorzichtig,’ maande zijn moeder.

Het is een van de eerste woorden die ouders tegen hun kind zeggen zodra ze een beetje mobiel worden, en dat zet meteen de toon voor de rest van je leven. Niet: ‘Groei, geniet en geef, lach, laat gaan en leef,’ maar: ‘Kijk uit je doppen,’ als een soort toverformule die je moet beschermen tegen onheil. Begint het onschuldig, hoe goedbedoeld ook – ‘Denk om je hoofd, pas op je vingers’ –, daarna gaat het van kwaad tot erger. ‘Pas op voor foute jongens, wees voorzichtig in het verkeer, drink niet te veel. Overal in de wereld loert gevaar.’

‘Is dat hem niet?’ vroeg Bernadette en ze wees naar een jongen in een rood T-shirt. Hij hielp een meisje een vlieger op te laten. Het was hem inderdaad en ik besloot naar buiten te lopen.

‘Blijf maar zitten, ik ben zo terug.’

Ik was helemaal niet van plan terug te komen en ik voelde me een beetje gemeen. Erik was in het gras gaan zitten en keek naar het meisje. Af en toe gaf hij aanwijzingen. Ik nam naast hem plaats.

Hij keek verschrikt op zijn horloge. ‘Sorry, ik dacht dat ik aan de vroege kant was. Ik was die kinderen aan het helpen,’ zei hij.

‘Ik zag het.’

Hij nam me op. ‘Je bent in ieder geval een stuk knapper dan Marijn,’ glimlachte hij.

Als ik nog zijn leeftijd had, was hij het type waarvoor ik me op straat zou omdraaien om hem nog eens goed te bekijken. Hij had bruine ogen met lange wimpers die me nieuwsgierig en een beetje spottend opnamen, en sluik, donker haar. Hij was van gemiddelde lengte en slank. Lange vingers, die nu ineengestrengeld tussen zijn opgetrokken knieën bungelden.

‘Voor de wet ben ik volwassen en ik val dus niet meer onder Bureau Jeugdzorg,’ zei hij.

‘Dat weet ik. Je hoeft ook niet met me te praten. Maar ik zou niet weten wat het probleem is. Je hebt toch niets te verbergen?’

‘Het probleem is dat ik het zelf ook allemaal niet meer zo goed weet. Volgens een politiepsycholoog die ik heb gesproken, kan dat gebeuren. Vanwege het trauma.’

Die opmerking deed alarmbellen rinkelen in mijn hoofd. Ik moest hem niet onderschatten.

‘Had je gedronken die avond?’ Ik wist het antwoord al, maar was benieuwd of hij zou liegen.

‘Een paar biertjes.’

‘Dus je mocht eigenlijk helemaal niet rijden,’ concludeerde ik.

‘Danny ook niet. Die zat ook met drank op achter het stuur.’

Zijn woorden deden me denken aan twee broers die ruziemaken: ‘Maar hij sloeg mij het eerst. Maar hij mag altijd met de Lego, nu wil ik.’

‘Jullie lagen geregeld met elkaar in de clinch,’ probeerde ik.

‘Dat was vroeger, nu niet meer. Niet sinds we allebei ons eigen honk hebben.’

‘Waarom zocht Danny dan ruzie met je?’

‘Dat moet je hem vragen.’

‘Wat heeft hij tegen je gezegd?’

‘Niets wat ik niet al vaker heb gehoord.’ Waren zijn ogen eerder op de spelende kinderen gericht, nu bleven ze op mijn mond rusten. ‘Het spijt me verschrikkelijk van het ongeluk. De auto vloog in de brand, dat had niemand van ons kunnen voorzien. Ik ben er echt beroerd van. Niemand gelooft me als ik het zeg, maar dit was niet de bedoeling.’

In een vaktijdschrift had ik ooit een artikel gelezen over een onderzoek naar de vraag hoe goed mensen kunnen inschatten of de ander liegt. In vijfenvijftig procent van de gevallen zaten de proefpersonen goed, en dat getal was net zo hoog als wanneer ze gegokt zouden hebben. Er stond ook in dat je beter niet kon letten op de ogen of de mond. Het waren eerder de handen en de lichaamshouding die verrieden of de ander de waarheid sprak. Ik zou het er als proefpersoon bijzonder slecht van af hebben gebracht.

Erik ging verder: ‘Ik mag het misschien niet hardop zeggen, maar het was zijn eigen stomme schuld. Hij probeerde mij van de weg te rijden.’ Bij het woordje ‘mij’ prikte hij met zijn vinger in zijn borst.

‘Die sukkel verloor de macht over het stuur en belandde op z’n kop in de sloot. Jullie vergeten steeds dat ík net zo goed dood had kunnen zijn.’

‘Zelfs al was het een ongeluk, dan nog heb je er een aandeel in. Je bent deels verantwoordelijk. Jullie zaten elkaar op te naaien.’

‘Zo was het niet.’

‘Ik en nog wat mensen hebben gezien hoe je hem achternaging. Je was woedend. Je had ook gewoon naar huis kunnen gaan.’

‘Hij zat mij op te jutten, niet andersom. Dit kunnen jullie me nu eens niet in de schoenen schuiven. Vraag maar eens aan Lian waarom ze ruzie had met Danny, net voordat hij naar de kroeg kwam. Ik durf te wedden dat het daarmee te maken heeft.’ Hij keek triomfantelijk, alsof hij had zitten wachten op het juiste moment om zijn troef uit te kunnen spelen.

‘Ik weet niet waar je het over hebt.’