‘De rest kan allemaal weg,’ zei ik, met een gebaar de kamer in. Ik keek nog eens om me heen, om er zeker van te zijn dat ik niets was vergeten. Ik voelde me teleurgesteld, alsof ik had gehoopt hier iets te vinden.
‘Wanneer kan ik Rons spullen van het bureau ophalen?’ vroeg ik, terwijl we de trap af gingen.
‘Peter is ermee bezig. Zo snel gaat dat niet, vanwege de bureaucratische rompslomp.’
We liepen de woonkamer in.
‘Wil je koffie?’ vroeg hij. Er was een open keuken, met een kookeiland. Boven mijn hoofd hing een pannenrek. Ik zou kunnen zeggen dat het huis een weerspiegeling was van zijn persoonlijkheid – leeg en kil – maar dat zou flauw zijn. Hij had gisteren immers een aanzienlijk deel van zijn tijd opgeofferd om ons te helpen. Alleen kon ik geen hoogte van hem krijgen. Het ene moment was hij aardig, benaderbaar en meende ik een glimp van de échte Nick op te vangen, maar het andere moment was het alsof de luiken dichtgingen. Het huis was net zo. Het zag er allemaal weliswaar prachtig uit – de plavuizen op de vloer, de antieke kast, de houten, robuuste eettafel – maar er ontbrak iets.
Zonder mijn antwoord af te wachten zette hij koffie. Allebei keken we naar het apparaat, alsof we hoopten dat het ieder moment zou gaan praten om de stilte op te vullen. Om me een houding te geven liep ik door de openstaande serredeuren de tuin in. Overal waar ik keek, leken struiken, planten en bomen met elkaar in gevecht om een beetje ruimte. Het zou een flinke klus worden om hier orde in aan te brengen.
‘Een van mijn laatste projecten,’ zei Nick. Uit een hokje dat in bezit was genomen door mos haalde hij twee tuinstoelen en een tafeltje.
‘Ga zitten. Vind je het erg als ik even ga douchen? Ik ben zo terug.’
Het gaf mij de gelegenheid om binnen eens beter rond te kijken. Ik begon bij de woonkamer. Op de muur zag ik een lichte verkleuring, alsof er ooit een schilderij of iets dergelijks had gehangen. Bij de eettafel stonden slechts twee stoelen, in plaats van de gebruikelijke vier of zes. Van de inbouwkasten waren de deuren verwijderd en ik liet mijn ogen langs de dvd’s dwalen. Nick had er zoveel dat hij met gemak een eigen videotheek zou kunnen beginnen. Zijn smaak liep uiteen, van kinderfilms tot humor en horror. Ik zag nergens foto’s. Onrustig keek ik om me heen en vroeg me af waar ik naar op zoek was. Boven werd de kraan van de douche dichtgedraaid. Ik was jaloers op de snelheid waarmee mannen kunnen douchen. Het leek alsof ze met iedere douchebeurt een persoonlijk record wilden aanscherpen. Ik liep weer naar de keuken en trok de koelkast open, waar ik naar een stilleven bestaande uit een paar appels, een pak yoghurt, boter en jam staarde.
‘Honger?’ hoorde ik achter me.
Zo nonchalant mogelijk, alsof het niet onfatsoenlijk was om in andermans koelkast te snuffelen, sloot ik de koelkastdeur.
‘Jij bent snel,’ zei ik.
Hij was op blote voeten. Zijn haar was nog nat en druppels water trokken een spoor langs zijn nek. Hij had een zwart T-shirt en een spijkerbroek aangetrokken. Hij rook fris, waardoor ik me erg bewust werd van mijn eigen geur. De tijd die ik had gebruikt om rond te snuffelen, had ik beter deodorant kunnen aanbrengen, dacht ik, terwijl ik me tegelijk afvroeg waarom hij maakte dat ik op zoiets lette. Nick schonk koffie in en overhandigde me een mok. ‘Heet,’ waarschuwde hij.
Er scharrelde een vogel rond in de tuin, die ervandoor ging zodra we te dichtbij kwamen.
‘Zitten er nesten in de bomen?’ zei ik, om maar iets te zeggen.
Hij trok licht spottend een wenkbrauw op. ‘Niet dat ik weet.’
Ik keek om me heen. ‘Wat ga je ervan maken?’
Hij haalde zijn schouders op. ‘Weet ik nog niet.’
‘Sinds wanneer woon je hier?’
‘Een jaar of drie nu.’
Na nog een paar vragen van mijn kant en even zo korte antwoorden gaf ik het op.
‘Waarom nodig je me uit om iets te drinken, als je duidelijk niet op gezelschap zit te wachten?’ flapte ik eruit. Ik nam een slok en mijn smaakpapillen maakten een dansje. Het was bijzonder sterke koffie.
Verstoord keek hij me aan. ‘Hoe bedoel je?’
‘Misschien ben je al zo lang politieman dat je niet meer weet hoe je een normaal gesprek moet voeren. “Alles wat u zegt kan tegen u gebruikt worden,” en zo.’
Er verscheen een krampachtige glimlach rond zijn lippen.
‘Het spijt me. Ik ben het gezelschap van een vrouw niet meer gewend.’
Het antwoord was zo openhartig en eerlijk – bijna kwetsbaar – dat ik niet wist wat ik moest zeggen.
‘Geen relatie?’ vroeg ik uiteindelijk.
‘Gescheiden.’
‘Al lang?’
‘Dik twee jaar.’
‘Waarom?’ waagde ik.
‘Ben je altijd zo nieuwsgierig?’ Hij zweeg even en zei toen: ‘Ron vertelde me over jouw… avontuur.’ Hij vermeed mijn blik en pulkte iets onder zijn nagels vandaan.