‘Je gelooft toch niet dat Ron daar iets mee te maken had? We hebben het wel over Ron. Die werd al pissig wanneer ik als kind een spin zijn poten uittrok. De jongen die ieder insect dat binnen rondkroop weer naar buiten bracht,’ zei ik.
‘Jezus, Liv, mensen veranderen. Ik droeg vroeger gebreide truien, maar ik moet er nu niet meer aan denken,’ zei Sascha.
‘Waarom heb je me dit niet verteld?’ zei ik, haar woorden negerend.
‘Jij was er niet, weet je nog?’
‘Ik was niet afgesneden van alle communicatiemiddelen. Er is daar telefoon. En e-mail.’
‘Je schildert Ron af als een of andere heilige. Zo fantastisch was hij niet, hoor. Gewoon, een mens, net als jij en ik. Af en toe kon hij zelfs een behoorlijk irritante eikel zijn. De kinderen kregen heus weleens een draai om hun oren en hij maakte ruzie met Susan en had last van woede-uitbarstingen… Nou ja, láát maar.’
Ik wist niets te zeggen en wierp me met hernieuwde aandacht op de tegels. Een stuk of wat mieren gingen er in paniek vandoor.
10
De meeste mensen die ik ken staan op een rondleiding de eerste keer dat ik hun huis zie. Ze wijzen me op de keuken die is voorzien van de modernste snufjes, op het bad waar ze speciaal een muur voor hebben laten slopen en dat ze bij een of ander vaag adresje gekocht hebben – ‘het stond daar gewoon, onder de schimmel’ de enorme boekenkast in de woonkamer die ze door een vakman hebben laten maken om al hun favoriete boeken een plekje te kunnen geven, en de originele tegels. ‘De vloer was helemaal verzakt, we hebben de tegels er een voor een uit gehaald, heel voorzichtig om ze niet te beschadigen, beton gestort en ze er weer in gezet – een heidens karwei, maar het is prachtig geworden, vind je niet?’ Zoals het een goede gast betaamt, knik ik op de juiste momenten, stel geïnteresseerd vragen en laat veel oh’s en ah’s vallen. Het is een ritueel, zoiets als een bosje bloemen of een fles wijn meenemen als iemand jarig is of een etentje geeft. Daarom voelde ik me een beetje onhandig terwijl ik Nick volgde de trap op, naar Rons slaapkamer. Niks geen ‘welkom, kom binnen, kopje koffie?’. Maar oké, daarvoor was ik hier ook niet.
Hij deed de deur open in een korte broek en met een ontbloot bovenlijf.
‘Sorry, ik wist niet hoe laat je zou komen. Ik was net in de badkamer bezig. Verbouwing,’ verklaarde hij. Er liep een donkere streep over zijn wang. Nick woonde in een jarendertigwoning, met bijbehorende authentieke elementen, waaronder glas-in-loodramen en een kamer-en-suite. Op het moment dat ik de gang in liep en iets over het bewerkte plafond wilde zeggen, had hij zich al omgedraaid.
De houten trap was zorgvuldig geschuurd en gelakt. De kamer waar Ron had gelogeerd nadat hij de echtelijke woning had verlaten, was ronduit deprimerend. Het behang was hier en daar afgebladderd en op sommige plekken zaten donkere vochtplekken. Er was een klein raampje, waarvan het glas deels kapot was, en er lag vloerbedekking die in een vorig leven oranjerood moest zijn geweest.
‘Ik heb nog geen tijd gehad deze kamer op te knappen,’ zei Nick. ‘Ik heb Ron gezegd dat hij de andere kamer mocht nemen, maar dat wilde hij niet.’
‘Zag de rest van het huis er ook zo uit?’
Hij knikte.
‘Dan heb je het onherkenbaar veranderd.’
Hij mompelde iets onverstaanbaars. Ik had nog nooit een man ontmoet die zo slecht een compliment in ontvangst kon nemen.
Er lag een matras op de grond, voorzien van een dun laken. In het kussen was nog een vage afdruk van een hoofd zichtbaar. Er stond een lamp zonder kap naast het matras. Een boek was achteloos in een hoek gegooid, naast een kleine televisie. Het was de autobiografie van Bill Clinton. Een kast was er niet; in plaats daarvan hingen er broeken, truien en een paar nette shirts over en aan een kledingrek. Aan de muur had Ron met punaises foto’s van Merel en Lucas bevestigd. Een krant lag opgevouwen op een stoel, boven op een boek met de titel Managementvaardigheden .
‘Hij was met een cursus begonnen. Hij had het erover dat hij graag hogerop wilde. Een leidinggevende functie,’ zei Nick.
Dat wist ik niet. Doet een man die plannen heeft zijn gezin en zichzelf om te brengen zoiets, wilde ik vragen, maar ik hield mijn mond, aangezien ik wist wat het antwoord zou zijn. Voor de zekerheid keek ik onder het matras. Daarna doorzocht ik de zakken van Rons broeken en jasjes. Behalve wat muntgeld, een zakdoek en snoeppapiertjes vond ik niets. Al die tijd bleef Nick tegen de deurpost geleund staan. Ik vouwde de doos open die ik had meegenomen en stopte daar lukraak de dingen in die ik mee wilde nemen.
De foto’s, de boeken, de kleren. Ik weerstond de neiging mijn neus in een T-shirt te steken, in de hoop een spoortje van Rons geur op te kunnen snuiven.