Home>>read Nachtvlucht free online

Nachtvlucht(29)

By:Anita Terpstra

‘Je bent te hard voor jezelf.’

‘Zeg dat maar tegen mijn kinderen.’





9

Erik stond natuurlijk boven aan mijn lijst. De dominee en zijn vrouw woonden in de pastorie, pal naast de kerk. De zon brandde hoog in de lucht, die bijna surreëel blauw leek. Mijn jurk plakte tegen mijn rug en ik voelde me een beetje verlept, alsof ik al een lange, drukke dag achter de rug had. De bel werd niet beantwoord en na een tweede keer tevergeefs bellen besloot ik via het steegje achterom te gaan. Ik wilde juist het tuinhekje opendoen, toen een stem zei: ‘Wie zoek je?’

Het was de buurman, met de fiets aan zijn hand.

‘Erik van den Akker.’

‘Geen idee waar hij uithangt. Maar Judy is in de kerk,’ zei hij, wijzend. Ik bedankte hem en liep over de begraafplaats naar de kerk. De deur stond open en via de koorgang bereikte ik het schip. De vrouw van de dominee stofte de banken af, ondertussen luidkeels zingend.

‘Mevrouw De Jager,’ riep ik.

Ze ging door met afstoffen en bukte zo nu en dan, waardoor ze telkens even uit mijn gezichtsveld verdween.

‘Mevrouw De Jager,’ riep ik nog eens, luider dit keer.

Eindelijk keek ze op. ‘Och kind, wat sta je daar nou stiekem? Je lijkt wel een geest. Ken je die film, de Sixth Sense? I see dead people ,’ imiteerde ze.

‘Ik riep, maar u hoorde me niet,’ verklaarde ik.

Er klonk een gulle lach.

‘Zeg alsjeblieft geen “u”, dan voel ik me zo oud. Ik heet Judy.’

Met de rug van haar hand wiste ze het zweet van haar voorhoofd.

Er zijn mensen die altijd hetzelfde humeur hebben, ongeacht wat ze doen of bij wie ze zijn. Judy leek me zo iemand. Ze zijn als een bouwlamp die altijd fel schijnt. Ik ben meer een dimlicht. Als mensen vrolijk zijn, schijn ik uitbundig mee. Als ik bij chagrijnige mensen in de buurt ben, ben ik meer ingetogen. Ik schatte Judy een jaar of vijftig. Ze had halflang, krullend haar, dat vlammend rood was geverfd. In haar oren bungelden oorbellen in de vorm van een veer. Om haar nek hingen verschillende kettingen en rond haar vingers droeg ze talloze ringen. Iedere keer dat ze bewoog, rinkelden de armbanden rond haar polsen. Hoe lang zou ze ’s ochtends en ’s avonds bezig zijn met al die sieraden?

Ik schudde haar uitgestoken hand en stelde mezelf voor.

‘Was jij er de vorige maand ook niet bij, samen met Marijn? Ja, je kwam me al zo bekend voor. Leuk hè, van haar zwangerschap? Als ik het iemand gun, is zij het. Wist je dat ze vier ivf -pogingen heeft gehad? Het is ook zo oneerlijk. Naar de een hoef je maar te kijken en hop, zwanger, en de ander is jaren bezig, soms zelfs tevergeefs. Mijn zusje heeft vijf kinderen. Vijf! Ze grapt altijd dat de onderbroeken van haar en haar man maar bij elkaar in de wasmand hoeven te liggen, en hopla: zwanger.’

Ik wachtte op een natuurlijk moment om haar te kunnen onderbreken en haar te vertellen over de reden van mijn komst, maar tevergeefs. Judy leek zelfs geen adem te hoeven halen, alsof ze een diepzeeduiker was die met gemak vijf minuten onder water kon blijven. Al pratende begon ze weer met afstoffen.

‘Je zou denken dat hier sinds de Tweede Wereldoorlog niet meer schoongemaakt is. Als je dit tegen iemand anders zegt, zal ik ten stelligste ontkennen dat het uit mijn mond kwam, maar soms doet de kerk me denken aan een openbaar toilet. Mensen verwachten van beide plekken dat ze tiptop in orde zijn, maar maken er ondertussen zelf een potje van. En de enige reden dat ik dit doe, is dat mevrouw Van Velzen vorige week bij me kwam klagen dat haar witte jurk vies was geworden na de ochtenddienst. Ze kreeg de vlek er niet meer uit. Maar kom, daarvoor ben je vast niet hier.’

‘Is Erik thuis? Ik zou graag met hem willen praten.’

‘Hij is aan het werk in de garage.’

‘Aan het werk?’

‘Van de dokter mocht het. Hij komt rond tienen thuis om koffie te drinken.’ Ze keek op haar horloge. ‘God, is het al zo laat? Ik moet opschieten.’

‘Vindt u het erg als ik wacht?’ vroeg ik. Die tijd kon ik goed gebruiken om Judy het een en ander over haar pleegzoon te vragen.

‘Ik kan wel wat gezelschap gebruiken. Het enige wat ik hier hoor, is mijn eigen ademhaling.’

Ze ging door met afstoffen, dit keer in een hoger tempo. Stofdeeltjes leken de zonnestralen als glijbaan te gebruiken.

‘Hoe lang is Erik nu bij u?’ vroeg ik.

Judy kneep haar ogen nadenkend samen. ‘Afgelopen maart was het alweer twee jaar geleden. Officieel is hij volwassen en oud genoeg om op zichzelf te wonen, maar hij heeft aangegeven dat hij graag nog een tijdje wil blijven. Van mij mag hij. Een groter compliment kun je als pleegmoeder niet krijgen.’ Haar handen speelden met de stofdoek. Ze leek te aarzelen. ‘Het is verschrikkelijk wat er is gebeurd. Erik voelt zich vreselijk schuldig. Iedereen doet alsof hij die jongen met opzet heeft doodgereden.’ Er volgde een diepe zucht. ‘Het was een tragisch ongeluk. Dat heeft hij me bezworen en ik geloof hem. Erik heeft nog nooit tegen me gelogen.’