‘Blijf zitten.’
Zonder morren deed hij wat ik hem opdroeg. Op een lugubere manier deed de brandende auto dienst als fakkel en verlichtte het tafereel. Over Alex’ wang liep een oppervlakkige snijwond en op zijn gezicht zaten donkere vegen. Kort flitste het beeld van het levenloze lichaam van Susan voor mijn ogen. Ik knipperde om de herinneringen te verdrijven, terug in dat kleine hokje, ergens diep in mijn binnenste. Nick opende het portier aan de bestuurderskant om te zien hoe Erik eraan toe was.
Alex ging staan. ‘Ik moet helpen.’ Zijn handen waren rood, zag ik.
‘Er komt hulp aan.’
Ik keek naar de brandende auto. Hoe moest ik dit aan mijn zus uitleggen? Nog geen kwartier geleden had ik met Michiel gesproken. Ik had hem tegen moeten houden.
‘Ik probeerde ze eruit te halen, maar…’ Alex maakte zijn zin niet af, ging staan en liep enigszins wankel naar Nick, wiens hoofd en bovenlijf door het geopende portier staken. Even later trok hij zijn hoofd weer naar buiten en stak zijn duim op.
‘Erik is bewusteloos, maar ademt.’ Hij keek om zich heen. ‘Ligt daar nog iemand?’
Het was Michiel. Hij lag half in de struiken, nauwelijks vijf meter bij de brandende auto vandaan. Hij moest uit de auto geslingerd zijn op het moment dat het voertuig tegen de boom was geknald. In een paar reuzenstappen was ik bij hem. ‘Ik heb gekeken. Hij is… Hij leeft niet meer,’ zei Alex. Nick knielde bij Michiel neer en legde zijn hoofd op zijn borst. Ik nam Michiels hand in de mijne en smeekte God om niet nog iemand van ons af te nemen. Na wat een eeuwigheid leek, hoorde ik het geluid van een sirene.
7
Michiel en Lian. Michiel was de jongste, hij werd twintig minuten na zijn zus geboren. De allereerste keer dat ik ze zag, schrok ik. Krap twee kilo en nauwelijks groter dan de pop die nog altijd aan het voeteneinde van mijn bed stond. Ik was zeventien toen ze werden geboren en al mijn gedachten werden in beslag genomen door naderende examens en beslissingen over een vervolgopleiding. Ik had medelijden met Nora. Toen ze wat groter waren, kwamen ze af en toe bij Ben en mij logeren. Artis, het Vondelpark, naar de bioscoop, pannenkoeken eten – ze vonden het allemaal geweldig. Later veranderde dat. Ze verveelden zich bij ons, waren liever thuis bij hun vrienden. De laatste jaren zag ik ze alleen wanneer ik naar het dorp kwam. Als ik tenminste een glimp van ze op kon vangen, druk als ze waren met school, sport en vrienden.
Per toerbeurt waakten we nu al een paar dagen bij Michiel. Nora had een schema opgesteld, zodat er tijdens de bezoekuren altijd iemand bij hem was. Alleen Lian was niet te vermurwen. Sinds het ongeluk sloot ze zichzelf op in haar kamer. Ze wilde zelfs niet naar Danny’s begrafenis, die die middag plaats zou vinden.
Michiel was zwaargewond, maar inmiddels buiten levensgevaar. Nicks kordate optreden had hem het leven gered. Michiel sliep veel. Zo nu en dan was hij wakker en aanspreekbaar, maar al snel doezelde hij weer weg. Hij had zijn rechterarm op twee plekken gebroken; hij had gekneusde ribben en een zware hersenschudding, en ze hadden zijn milt moeten verwijderen, maar volgens de artsen mocht hij van geluk spreken. Hij had net zo goed dood kunnen zijn.
Nora zat met haar ogen gesloten in een stoel naast Michiels bed en ik twijfelde of ik haar wakker moest maken.
‘Ik slaap niet,’ zei ze, nadat ik me voorzichtig op een andere stoel had laten zakken. Ze gaapte luid. ‘Ik wou dat ik kón slapen. Ik val iedere avond als een blok in slaap, maar word na twee, drie uurtjes weer wakker.’
‘Vraag anders een van de artsen of hij je een slaapmiddel wil voorschrijven.’
‘Ik moet helder blijven.’
‘Dat gaat niet als je slaap tekortkomt,’ zei ik. Vastberaden schudde Nora haar hoofd. Na een update over Michiels toestand vroeg ik: ‘Ga je naar Danny’s begrafenis?’
‘Ja.’ Nora stak haar hand uit en aaide Michiel over zijn haar. ‘Die arme ouders. Dat hadden wij kunnen zijn. Kijk hem nou eens liggen. Waarom hebben wij onze zoon nog en zij niet?’ Ze zuchtte. ‘Hij weet nog niet dat hij, zodra hij hersteld is, huisarrest krijgt tot zijn twintigste. Hoe heeft hij zo ongelooflijk stom kunnen zijn?’
‘Een impuls, denk ik. Hij stond al buiten toen Danny uit het café kwam stormen en in zijn auto stapte. Michiel ging hem achterna. Misschien was hij van plan hem tegen te houden.’
‘Jij hebt Michiel gezíen? Waarom heb je hem niet hoogstpersoonlijk uit die auto gesleurd?’ Voordat ik kon reageren, zei ze: ‘Sorry, zo bedoel ik het niet. Als ik iemand de schuld moet geven, dan mezelf.’
‘Onzin.’
‘Het zijn mijn kinderen. Ik had beter voor ze moeten zorgen.’
‘Beter? Doe je het zo slecht dan?’