6
De vingers van Nick sloten zich om mijn pols en zo goed en kwaad als het ging, trok hij me mee naar de uitgang. Met gebogen hoofd liep ik achter hem aan. Het lukte ons om heelhuids buiten te komen. Hijgend liet ik me tegen de muur van de naburige cafetaria zakken, terwijl binnen het geweld onverminderd doorging. Nick pakte zijn mobiele telefoon en belde de politie. Tijdens het gesprek keek hij me onafgebroken aan.
Nadat hij had opgehangen, ging hij voor me staan. Met beide handen omvatte hij mijn gezicht.
‘Je bloedt.’ Zijn duim aaide over mijn wang.
‘Een stuk glas, denk ik.’ Ik weerstond de neiging om mijn hoofd terug te trekken. ‘Niets wat een beetje plastische chirurgie niet kan verhelpen,’ lachte ik zenuwachtig. Ik voelde me net een puber op haar eerste afspraakje.
Nick lachte niet. Voorzichtig bewoog hij mijn hoofd naar links en rechts. Het voelde een beetje belachelijk, maar mijn hart begon sneller te kloppen. Om mezelf een houding te geven, zei ik: ‘Ik geloof dat ik je dubbel moet bedanken. Je hebt me twee keer gered.’
Nick reageerde niet. Cafébezoekers kwamen druppelsgewijs naar buiten, sommige met hun glazen nog in de hand. Hoofdschuddend bespraken ze de ravage binnen. Ik duwde me van de muur af, waarvan de stenen plotseling koud aanvoelden. Kippenvel verscheen op mijn armen.
‘Moet je niet naar binnen?’ vroeg ik.
‘In m’n eentje? Ik ben niet gek. Kom, ik breng je naar huis.’
‘Zeventien jaar te laat,’ zei ik zachtjes.
‘Wat zei je?’
Ik realiseerde me niet dat ik de woorden hardop had uitgesproken en mompelde iets onverstaanbaars. Misschien was het de wijn die me overmoedig maakte. Ik was geen drank meer gewend, zelfs al waren het maar een paar glazen. De buitenlucht, die eerst nog aangenaam koel had aangevoeld, begon kil te worden. Ik trok het bovenste deel van mijn overall weer aan. De zakdoek rond mijn nek raakte los en viel op de grond. Nick en ik bukten tegelijkertijd, waardoor onze hoofden hard met elkaar in aanraking kwamen. De situatie was er allerminst naar, gezien het gevecht binnen, maar ik moest lachen. Ik kon niet ophouden en kreeg de slappe lach. De tranen liepen over mijn wangen en met de zakdoek veegde ik ze weg. Het moest echt de drank zijn. Normaal gesproken liet ik me nooit zo gaan. Het voelde bevrijdend. Ik kon me de laatste keer dat ik zo had gelachen nauwelijks herinneren.
Een vrouw keek me hoofdschuddend aan. ‘Dronken lui,’ mompelde ze afkeurend.
Haar opmerking werkte ontnuchterend. Er schoot me iets te binnen. ‘Sas is nog binnen. En Michiel.’
‘Wie?’
‘Mijn neefje.’ Alsof hij me had gehoord, dook Michiel buiten op. Hij zag er ongeschonden uit, op een nat T-shirt en een donkere veeg op zijn voorhoofd na.
‘Wat doe jij hier?’ vroeg ik hem. ‘Weten je ouders dat je hier bent?’
Michiel keek betrapt. Hij zei iets, maar het geluid werd overstemd door geschreeuw. Danny en een paar van zijn vrienden stormden naar buiten.
‘Wegwezen hier!’ schreeuwde een van de jongens.
Struikelend over hun eigen benen en elkaar zwierven ze allemaal een kant op. Danny rende naar zijn auto en stapte in. Michiel bedacht zich geen moment en zijn slungelige lijf verdween in de auto. Het andere groepje volgde al snel. Buiten keek Erik om zich heen, ongetwijfeld op zoek naar zijn rivaal. Danny leunde uit het geopende raampje naar buiten en stak zijn middelvinger omhoog.
‘Loser!’
Danny gaf gas en ging er met piepende banden vandoor. Erik bedacht zich geen moment, rukte het portier van zijn auto open en zette de achtervolging in. Onder luid gejoel van jongeren uit beide kampen verdwenen de auto’s uit het zicht.
Op dat moment kwam Alex naar buiten rennen, op de voet gevolgd door Sascha.
‘Waar zijn ze?’ vroeg Alex aan Nick.
‘Ze reden richting de zeedijk.’
Alex haalde zijn autosleutels uit zijn broekzak en de lichten van een auto even verderop begonnen te knipperen.
‘Wat ga je doen?’ vroeg Nick.
‘Ik ga ze tegenhouden, voordat ze zichzelf doodrijden.’
‘Niet doen. Je hebt drank op,’ zei Sascha.
‘Twee biertjes maar,’ was het gejaagde antwoord.
‘Sascha heeft gelijk. Onze collega’s zijn onderweg,’ zei Nick.
‘Daar ga ik niet op wachten.’ Voordat iemand van ons hem ervan kon weerhouden, stapte hij in zijn auto en reed weg.
‘Michiel is met Danny meegegaan,’ zei ik tegen Sascha. ‘Moet ik het tegen Nora zeggen?’
Mijn zus zuchtte diep. ‘Dat doe ik wel. Ik kom er toch langs op weg naar huis.’
Nu het feestje voorbij was, besloten de meeste mensen huiswaarts te keren. Enkele bezoekers verdwenen met de eigenaar naar binnen om met het opruimen van de rotzooi te helpen. Troostend wreef een vrouw hem over de rug.