Vanochtend had Sascha gebeld met de vraag of ik meeging. Ik had ingestemd, al was het maar om het gevoel te krijgen dat alles weer normaal was, dat het gewone leven doorging. Daarom droeg ik op dit moment een overall en klompen, en had ik een rode zakdoek rond mijn nek geknoopt. In de kroeg liep de temperatuur snel op en ik kwam tot de conclusie dat het niet slim was om onder mijn overall nog een T-shirt en een spijkerbroek te dragen.
Bij het tafeltje aangekomen, zei ik Sascha’s vrienden gedag. Ondertussen keek mijn zus ongegeneerd om zich heen om het aanwezige publiek te verdelen in kanshebbers en mannen aan wie ze haar energie niet hoefde te verspillen. Ze was verkleed als Amor en had een wit laken om haar lichaam geknoopt, bijeengehouden door een brede riem. Op haar rug prijkten twee vleugels. Bij haar borsten en billen was het gewaad enigszins doorschijnend, maar dat leek haar niet te deren. Met een toverstokje zwiepte ze wild heen en neer. ‘Ik hoop dat ik iemand kan betoveren,’ lachte ze.
‘Zou je het niet een beetje rustig aan doen?’
Ze haalde een blote schouder op. ‘Waarom?’
‘Er is veel gebeurd de laatste tijd,’ zei ik voorzichtig.
‘Daarom juist. Ik heb geen zin om te gaan zitten treuren om Patrick. Dat doet hij ook niet. Ik wil nu van het leven genieten.’ Het waren woorden die ik haar de afgelopen tijd vaker had horen zeggen en het begon op een soort bezwering te lijken, waarmee ze de spoken in haar hoofd wilde verjagen.
‘Daar heb ik het niet over, en dat weet je heel goed.’
‘Wil je dat nu, hier, bespreken? Of ik nou met de dekens over mijn hoofd in bed blijf liggen of naar een feestje ga, Ron is dood en blijft dood. Als hij nog geleefd zou hebben, dan was hij vast meegegaan. In dat belachelijke Elvispak van hem, dat hij ook droeg op zijn vrijgezellenfeestje. Man, wat zag hij eruit.’
‘Hij leek ook nog wel wat op Elvis.’
‘Misschien swingen ze nu samen ergens daar boven.’ Ze bewoog haar heupen. ‘Wat wil je drinken?’ schreeuwde ze in mijn oor, terwijl ze me een blik in haar decolleté gunde.
‘Doe maar water.’
Sascha trok een gezicht, maar onthield zich van commentaar en begaf zich in de richting van de bar. Om me een houding te geven, keek ik rond. De eigenaar had weinig tot niets aan het interieur veranderd sinds de laatste keer dat ik hier was. Nog altijd dezelfde vitrages voor de ramen, vergeeld door de rook, gehaakte kleedjes op de tafels, het dartbord en de biljarttafel die nooit werden gebruikt en de vloer die plakte van de gemorste drank. Bij de aanblik van de mannen aan de bar verbeeldde ik me even dat ook zij nog dezelfden waren. Hooguit was de haargrens verder teruggeweken en de bierbuik in omvang toegenomen. De bezoekers hadden er werk van gemaakt. Ik zag onder meer Dracula, Sneeuwwitje, Batman, verschillende heksen, Superman en Donald Duck. Die man, of vrouw, moest het vreselijk warm hebben in dat pak. Af en toe riep de dj, die voor de gelegenheid was verkleed als Kermit, iets onverstaanbaars in de microfoon voordat hij een nieuwe plaatje draaide. Sascha stond met haar rug naar me toe, druk in gesprek met een man. Ze lachte en gooide haar hoofd in haar nek. Dat glas water kon ik wel vergeten. Een minuut later had ik, na vier ellebogen in mijn zij, twee schoppen tegen mijn enkels en een schroeiplek in mijn overall door een brandende sigaret, de bar bereikt en bestelde toch maar een glas wijn. Moed indrinken. Ik staarde naar mijn handen. Af en toe verbeeldde ik me dat mijn nagelriemen nog rood waren van Susans bloed.
Vanuit mijn ooghoeken zag ik hoe Sascha haar prooi meesleepte naar de twee vierkante meter die dienstdeden als dansvloer. Ze wenkte me, maar ik wees naar mijn klompen om aan te geven dat het niet prettig danste. Ergens was ik jaloers op mijn zus. Waarom was ik zo’n stijve trut? Waarom kon ik me niet laten gaan? Voordat ik het wist, was mijn glas leeg en bestelde ik een nieuw. Op de dansvloer was een stel jongeren op en neer aan het springen. In een poging hen enigszins tot bedaren te brengen, duwde Sascha een paar keer tegen de rug van een jongen in een legeruniform, maar ze kon net zo goed proberen in haar eentje een rotsblok te verplaatsen. Hij gaf geen centimeter toe. Met een kwaad gezicht kwam ze bij me staan.
‘Stelletje aso’s,’ mopperde ze.
‘Wie zijn dat?’ vroeg ik.
‘Probleemjongeren,’ zei ze honend. ‘Die jongen in legeroutfit is Erik. Scheurt zowat elke avond rond in die lelijke, oude bak van ‘m.’
De naam kwam me bekend voor. ‘Erik van den Akker?’
‘Ken je hem? Lian heeft nog een tijdje verkering met hem gehad.’
Ik wilde zeggen dat ik hem een maand geleden had ontmoet, maar realiseerde me net op tijd dat het vertrouwelijke informatie was. Een antwoord werd me bespaard doordat de danspartner van Sascha aan kwam zetten met drankjes. Nu pas zag ik dat het Alex de Waard was, een van Rons collega’s. Ron en Alex waren van dezelfde leeftijd en hadden bij elkaar in de klas gezeten. Later waren ze samen naar de politieschool gegaan, waarna Ron in Amsterdam bleef en Alex weer naar het noorden van het land vertrok. Zijn ouders runden een herenkledingzaak in het dorp. Zo eens per jaar lukte het mijn moeder om mijn vader er onder grote dwang naartoe te slepen. Een versje waarmee Alex als kind regelmatig werd gepest, borrelde naar boven: ‘De kleding van De Waard is niets waard.’ Alex bleef er ijskoud onder. ‘Jullie zijn gewoon jaloers,’ zei hij dan. Dat hij als kind al een kop groter was dan de rest zal ertoe hebben bijgedragen dat hij niet bang voor ze was. Alex had regelmatig met mijn broer samengewerkt, vertelde hij me tijdens de condoleance.