‘Pas als we Alex te pakken hebben, kunnen we met zekerheid vaststellen wat er is gebeurd. Maar ja, het ziet ernaar uit dat Alex de moorden heeft gepleegd,’ besloot Nick.
‘Je moet het hun vertellen, Michiel,’ zei Lian. ‘Nu is het veilig. Alex kan je niks meer maken.’
‘Wat is er aan de hand?’ vroegen Nick en ik tegelijkertijd.
‘Als jij het niet doet, dan doe ik het,’ dreigde Lian.
‘Dat is niet eerlijk. Ik heb ook mijn mond gehouden over jou,’ beet Michiel zijn zus toe. Lian leek niet onder de indruk en sloeg haar ogen ten hemel.
‘Erik is net zo goed schuldig aan Danny’s dood,’ zei Michiel. ‘Hij hoort in de gevangenis.’
‘Hij heeft het niet gedaan,’ zei Lian.
‘Ben je nog verliefd op hem?’
‘Doe niet zo stom,’ snauwde ze. Toen, tot Nick: ‘Jullie moeten Erik vrijlaten.’ Ze zweeg en keek naar Michiel, die aarzelend het woord nam.
‘Het was Alex. Alex heeft Danny’s auto in brand gestoken.’
28
Boven op de zeedijk draaide ik driehonderdzestig graden. De zee, de dijk, schapen, weilanden, boerderijen, huizen en weer de zee. De grond was vochtig van een regenbui, waardoor het pasgemaaide gras aan mijn schoenen kleefde. Een eindje verderop graasden enkele bruine en licht gevlekte paarden. Een ervan kreeg de kolder in de kop en begon te bokken. De rest van de groep werd aangestoken en al snel renden ze rondjes, waarbij ze hun achterste benen hoog in de lucht gooiden. De merries namen hun veulens in bescherming, die zich onverschrokken tussen de volwassen paardenlijven begaven.
Ik liep de dijk af voor een wandeling langs de zee. Niets herinnerde nog aan wat zich hier twee dagen geleden had afgespeeld. Ik bleef staan op de plek waar Alex me het water in had gesleurd. Het helmgras boog zoals altijd mee met de wind, het slik had onze voetstappen gewist. ‘De wereld ligt voor je open,’ had mijn decaan gezegd toen hij me mijn diploma overhandigde. Voor mij als achttienjarige, net geslaagd voor het vwo -examen en popelend om naar de universiteit te gaan, klonk het als een belofte. Op dit moment bevond ik me in ongeveer dezelfde situatie, bedacht ik met enige ironie. Geen baan, geen huis en geen relatie. Alleen was ik nu vijftien jaar ouder. De wereld lag voor me open en ik wist niet waar ik moest beginnen.
Ik hoorde iemand roepen en draaide me om. Nick stak ter begroeting zijn hand op en slenterde op zijn gemak naar me toe. Het gaf me de kans om hem te bestuderen: de wat slepende tred, de lange benen en de krullen die in een wilde dans met de wind waren verwikkeld. Hij sloeg zijn arm om mijn schouder, drukte me tegen zich aan en gaf me een zoen op mijn kruin.
‘Ik had al zo’n vermoeden dat ik je hier zou vinden,’ zei hij.
Zwijgend liepen we verder, ondertussen behendig de uitwerpselen van de schapen ontwijkend.
De vorige dag, nadat Nick me uit het ziekenhuis had opgehaald, had hij me naar de boerderij gebracht, waar mijn ouders, Nora en Rik – ik moest wel dolgelukkig zijn dat ik leefde, want ik was zelfs blij om hem te zien – en Sascha me verwelkomden. Daar, in de zitkamer, vertelde Nick hun wat er was gebeurd. De avond dat ik door Alex werd aangevallen, had Nick een telefoontje van Peter gekregen met de mededeling dat er mogelijk werd ingebroken in Rons oude huis. Een boer die een paar honderd meter verderop woonde, reed voorbij en zag licht branden. Peter en Nick waren op onderzoek uitgegaan en in de woning troffen ze Michiel aan. Terwijl ze naar het bureau reden, luisterde Nick zijn voicemail af en zag bijna op hetzelfde moment mijn auto bij de zeedijk geparkeerd staan.
‘Ik ben als een gek naar de zee gerend, maar zag en hoorde niemand. Het was pikkedonker. Ik stond te twijfelen welke kant ik op moest, toen de maan vanachter een wolk verscheen en ik Alex zag, die tot aan zijn middel in het water stond.’
Nick was de zee in gedoken en pas toen hij een paar meter van Alex verwijderd was, keek deze op. ‘Ik vergeet nooit meer wat hij zei: “Je bent te laat.” De blik op zijn gezicht was…’ Hij zocht naar woorden. ‘Zelfvoldaan.’ Nick vertelde hoe hij in het water had gegraaid en iets, een arm of een been, te pakken had gekregen. Daaraan wilde hij me naar boven trekken, toen Alex zich op hem wierp. Er volgde een worsteling, waarbij Nick zijn best deed om ervoor te zorgen dat ik boven water bleef, terwijl hij ondertussen vocht om Alex van zich af te houden.
Nick zweeg en staarde naar zijn handen. ‘Het spijt me, ik moest je loslaten. God, ik was zo bang dat je van me zou wegdrijven, maar ik kon niet anders.’
‘Het geeft niet.’
‘We vochten, vielen allebei telkens in het water, het was zo verdomd koud en ik had zo weinig grip. Het leek uren te duren en al die tijd bleef ik er maar aan denken dat ik je uit het water moest halen. Ik had geen idee hoe lang je erin lag, geen idee hoeveel tijd ik nog had om je terug te kunnen halen.’ Zijn ademhaling klonk raspend. ‘Ik wist alleen dat elke seconde die ik met Alex bezig was een seconde minder was om jou te kunnen redden. Op de een of andere manier wist ik hem te raken en hij liet los. Ik dook onder water en kreeg je goddank te pakken. Toen ik weer bovenkwam, was Alex verdwenen.’ Hij keek om zich heen, zag zes paar ogen op zich gericht en zei: ‘Verdomme, Liv.’