Misschien krijg je op een bepaald moment wel een tweede kans en bestaat er een redding voor een gerehabiliteerde ziel.
Ik til het deksel van het doosje om nog een laatste keer te kijken naar de kniehoge laarzen, het superstrakke mini-jurkje, de verzameling kettingen – allemaal blauw – de bungelende oorbellen en het hoopje ringen, waaronder de zilveren ring met de doodskop die ze droeg op die eerste dag dat ik haar leerde kennen.
Toen we nooit hadden kunnen bedenken dat onze vriendschap zo zou eindigen.
Vlak voor ik het doosje weer sluit, manifesteer ik een red velvet-cakeje met roze spikkels dat ik boven op haar spullen zet. Ik weet nog goed dat dit haar favoriete gebakje was, een van de vroegere, minder schadelijke verslavingen waaraan ze zich te buiten ging.
Damen knielt naast me neer en kijkt van het cakeje naar mij. ‘Waar is dat voor?’
Ik haal diep adem, werp een laatste blik en sluit het deksel weer. Met mijn handen schep ik de losse aarde op en laat die door mijn vingers op het doosje vallen. ‘Een aandenken aan de oude Haven, aan hoe ze was toen ik haar leerde kennen.’
Damen aarzelt en kijkt me onderzoekend aan. ‘Een aandenken voor wie? Voor haar of voor jou?’ vraagt hij.
Ik draai me om en neem zijn kaaklijn, zijn jukbeenderen, neus en lippen in me op; zijn ogen bewaar ik voor het laatst. ‘Voor het universum. Het is suf, ik weet het, maar ik hoop dat een lief, klein aandenken het universum helpt niet al te streng over haar te oordelen.’
Eenenveertig
‘En nu?’ Damen veegt de aarde van zijn spijkerbroek en ik haal mijn schouders op terwijl ik om me heen kijk. Het paviljoen is geen optie, dat zou wel heel erg ongepast zijn na alles wat zojuist gebeurd is. En voorlopig wil ik ook nog niet naar huis...
Hij kijkt me aan; hij heeft die gedachten gehoord. Dus beken ik: ‘Ik weet heus wel dat ik uiteindelijk terug naar huis moet. Maar geloof me, er staat me een hoop ellende te wachten als ik daar aankom.’
Ik schud mijn hoofd en laat de fikse confrontatie met Sabine aan Damen zien in mijn gedachten. Inclusief het moment nadat ik het huis uit stormde en een boeket narcissen en een BMW manifesteerde terwijl Munoz het zag. Damen huivert als hij het ziet.
Opeens krijg ik een ingeving, al weet ik niet goed hoe ik het onderwerp moet aansnijden. Ik kijk om ons heen en zeg: ‘Maar, misschien...’ Ik wacht even omdat ik weet dat hij het niet leuk zal vinden, maar ik ben vastbesloten er toch over te beginnen. ‘Het is maar een idee, hoor, maar... wat vind je ervan om die donkere plek nog een keer te bezoeken?’
Ik kijk naar hem en zie een ben-je-helemaal-gek-geworden-blik in zijn ogen verschijnen. Misschien ben ik dat ook wel. Maar ik heb een theorie en ik wil weten of ik gelijk heb.
‘Het is zo... ik wil gewoon even iets weten,’ zeg ik, ook al heb ik hem nog lang niet overtuigd.
‘Even voor de duidelijkheid.’ Hij kamt met een hand door zijn haar. ‘Je wilt dus dat we samen dat griezelige stuk van Zomerland bezoeken, waar magie en manifesteren niet werken en waar verder niet veel meer is dan een constante regenbui, een bos vol verdorde bomen, kilometers dikke, drassige modder die werkt als drijfzand en o ja, een of ander eng oud vrouwtje dat ze niet meer allemaal op een rijtje heeft en dat toevallig ook helemaal geobsedeerd is door jou?’
Ik knik. Ja, dat klopt wel ongeveer.
‘En dat doe je liever dan met Sabine praten?’
Ik knik weer en trek nu mijn schouders erbij omhoog.
‘Mag ik vragen waarom?’
‘Mij best.’ Ik grijns. ‘Maar ik geef vast geen antwoord tot we er zijn, dus vertrouw me nou maar, oké? Er is iets wat ik eerst even moet checken.’
Hij kijkt me aan en heeft er duidelijk maar weinig zin in. Al wil hij nog net iets minder graag nee tegen me zeggen, dus laat hij een paard verschijnen. Ik sluit mijn ogen en gebied het dier ons naar de treurigste, meest duistere plek van Zomerland te brengen.
In een oogwenk zijn we er. Het paard komt met een schok tot stilstand en Damen en ik moeten ons best doen op zijn rug te blijven zitten. De hengst steigert, trappelt en maakt bokkensprongen en Damen fluistert vlug op geruststellende toon in zijn oor en verzekert het dier dat het niet verder hoeft. Zo kalmeert het genoeg om af te stappen en we kijken eens goed om ons heen.
‘Precies zoals ik het me herinner,’ zegt Damen, die hier maar al te graag vandaan wil en een leukere, betere, warmere plek verkiest.
‘Is dat wel zo?’ Ik loop voorzichtig naar de plek waar het modderige moeras begint. Ik tik er voorzichtig op met mijn voet om te testen hoe zacht en diep het is en te bepalen of er iets anders aan is.
‘Ik weet niet wat je bedoelt.’ Hij tuurt naar me. ‘Voor zover ik kan zien is het nog even nat, kaal en deprimerend als de vorige keer dat we hier waren.’