‘Weet je dat zeker?’ Jude praat weer, voor het eerst sinds de heftige gebeurtenissen – sinds ik mijn voormalige beste vriendin heb gedood en haar regelrecht naar Schaduwland heb gestuurd. ‘Helemaal geen interesse? Zelfs niet hierin?’
Ik draai me om, we draaien ons alle drie om en zien Jude staan met zijn wenkbrauw met het litteken opgetrokken en de kuiltjes in zijn wangen. Hij houdt een doek omhoog met daarop een schitterend, levendig olieverfschilderij van een knap meisje met kastanjebruin haar dat rondjes draait in een oneindig veld vol rode tulpen.
Ik hap naar lucht en zuig een flinke hoeveelheid mijn longen in. Ik zie onmiddellijk mezelf in het meisje – in mijn Amsterdamse incarnatie – al weet ik niet wie het geschilderd heeft.
‘Het is prachtig, vind je niet?’ Jude kijkt ons aan, maar zijn blik rust op mij. ‘Mocht je het je afvragen, het is gesigneerd door Damen.’ Hij gebaart naar een handgeschreven krabbel in de hoek rechtsonder. Hoofdschuddend gaat hij verder: ‘Ik was niet slecht in dat vorige leven, neem dat van mij aan. Van wat ik in Zomerland gezien heb, bezat Bastiaan de Kool een flinke dosis talent – en hij heeft er goed van kunnen leven.’ Hij grijnst. ‘Maar dan nog, hoe hard ik ook mijn best deed, ik heb je nooit zo goed kunnen vastleggen als Damen.’ Hij haalt zijn schouders op. ‘Die techniek schijn ik nooit onder de knie te hebben gekregen.’
Hij overhandigt me het schilderij en ik blijf ernaar staren. Het plaatje is compleet – ik, de tulpen, en ook al staat Damen er zelf niet op, ik voel zijn aanwezigheid.
Ik zie zijn liefde voor mij in elke penseelstreek.
‘Ik zou het niet te snel in dozen stoppen zonder alles eerst even goed te bekijken,’ raadt Jude ons aan. ‘Wie weet welke schatten er nog meer verborgen liggen.’
‘Wat, zoiets als dit?’ Miles trekt de zwarte, zijden kamerjas aan die Roman droeg op de avond van mijn zeventiende verjaardag – die avond waarop alles bijna helemaal verkeerd was gelopen – tot ik uiteindelijk de moed en de kracht vond, diep in mijn hart, om hem van me af te duwen. ‘Zal ik ’m houden?’ vraagt hij, en hij bindt de ceintuur strak rond zijn middel en neemt vervolgens diverse poses aan alsof hij op de catwalk staat. ‘Ik bedoel, als ik ooit gevraagd word auditie te doen voor de rol van Hugh Hefner, heb ik het perfecte jasje al in de kast hangen!’
Ik begin al nee te zeggen.
Ik wil hem net vragen of hij het ding alsjeblieft uittrekt en wegstopt.
Ik was van plan hem uit te leggen dat er voor mij te veel slechte herinneringen aan verbonden zijn.
Maar dan herinner ik me wat Damen zei over herinneringen: ze blijven je achtervolgen.
En omdat ik niet achtervolgd wil worden door de mijne, haal ik diep adem en tover een glimlach op mijn gezicht als ik zeg: ‘Weet je wat? Het staat je hartstikke goed. Ik zou ’t zeker houden als ik jou was.’
Veertig
‘Denk je dat iemand zoiets ooit eerder heeft gedaan hier?’
Ik kijk op naar Damen terwijl ik kniel en mijn knieën zakken weg in het hoopje overgebleven aarde naast het gat dat ik gegraven heb. De rijke, vochtige grond vormt een zacht kussen als ik vooroverleun en het doosje met de fluwelen bekleding in de kuil plaats. In het doosje zit alles wat er van Haven overgebleven is: haar sieraden en kleding. Damen staat naast me en kijkt toe.
‘Zomerland is een eeuwenoude plek.’ Hij zucht, zijn stem klinkt geknepen, vol zorgen en onrust. ‘Ik neem zo aan dat de meeste dingen al minstens één keer zijn geprobeerd.’
Hij legt een hand op mijn schouder en ik voel de bezorgdheid van hem afstralen. Hij is bang dat ik alleen maar doe alsof ik tevreden ben met mijn beslissing. Hij denkt zeker te weten dat het diep vanbinnen lang niet zo goed gaat met mij als ik beweer.
Ik geef toe dat ik verdrietig ben om wat ik gedaan heb, maar ik heb geen twijfels of spijt – geen seconde.
Dat meisje ben ik niet meer.
Ik heb eindelijk geleerd mezelf te vertrouwen, naar mijn gevoel te luisteren en mijn eigen, overweldigende intuïtie te volgen. Daardoor heb ik nu vrede met wat ik heb moeten doen; ik weet nu dat ik niet anders kon. Zelfs als dat betekent dat er weer een verloren ziel naar Schaduwland is verbannen. Haven was te gevaarlijk, ze moest tegengehouden worden.
Maar dat betekent niet dat ik haar niet de laatste eer wil bewijzen.
Dat betekent niet dat ik niet toch nog stilletjes hoop koester voor haar.
Ik ben onlangs zelf in Schaduwland geweest, dankzij haar, en ik weet wat ze doormaakt. Vallend, zwevend in het niets, gedwongen de fouten uit haar verleden te bekijken, steeds maar weer. Als ik daarvan kon leren en mezelf verbeteren, misschien lukt het haar dan ook wel.
Misschien vóélt Schaduwland alleen maar als een eeuwigheid alleen in die leegte.