Sabine stormt mijn kamer binnen de ochtend na Romans dood, de ochtend waarop ik alle hoop heb verloren om ooit die stap verder te kunnen gaan met Damen door het tegengif te vinden. Ze geeft me niet eens de gelegenheid goed wakker te worden, mijn gezicht te wassen, mijn tanden te poetsen of me voor te bereiden.
Ze gaat tekeer in een vlaag van zelfingenomen woede, haar half dichtgeknepen blauwe ogen op mij gericht: ‘Ever, denk je niet dat je mij een verklaring schuldig bent voor gisteravond?’
Ik schud mijn hoofd om de herinnering kwijt te raken. Mijn blik ontmoet die van Damen als ik verderga. ‘Want volgens haar – en dit zei ze letterlijk – bestaat er niets als helderziendheid, buitenzintuiglijke waarneming of iets dergelijks. Volgens haar kan absoluut niemand in de toekomst kijken. Dat is slechts een valse bewering van een stel hebberige, gewetenloze oplichters en kwakzalvers als ik! En ik maak me bewust schuldig aan fraude sinds ik geld aannam voor mijn eerste reading. En mocht je het nog niet weten, daar staan straffen op, die ze vervolgens ook nog even doodleuk voor me opsomde.’ Ik kijk Damen opgewonden en met grote ogen aan, net als de eerste keer dat ik het hem vertelde. ‘Dus toen ze gisteravond het lef had er wéér over te beginnen, vroeg ik haar of ze me misschien een goede advocaat kon aanraden, gezien de ellende die me blijkbaar te wachten staat.’ Ik rol met mijn ogen en herinner me hoe goed die opmerking viel.
Nerveus pulken mijn vingers aan de korte zoom van mijn witte katoenen jurkje terwijl ik een fles elixir op mijn knie balanceer. Ik moet echt kalmeren en het loslaten. We hebben het er nu al duizend keer over gehad en ik raak er alleen maar steeds gefrustreerder door.
Ik staar uit het raam terwijl Damen vaart mindert, zodat een oudere vrouw kan oversteken. Ze heeft een surfplank onder één arm en een hondenriem met daaraan een blonde labrador in haar andere hand. De hond doet me zo sterk denken aan mijn eigen hond, Buttercup, met haar kwispelende staart, glanzende lichte vacht, blije bruine ogen en schattige roze neus, dat ik nog een keer goed moet kijken. Meteen voel ik een bekende pijnscheut door me heen gaan als ik denk aan alles wat ik ben kwijtgeraakt.
‘Heb je haar helpen herinneren dat zij je heeft voorgesteld aan Ava, wat er onbedoeld voor gezorgd heeft dat je de baan bij Mystics & Moonbeams kreeg?’ Damens vraag haalt me terug naar het heden en zijn voet wisselt van rem naar gaspedaal.
Ik knik, kijk in mijn zijspiegeltje en zie hoe het spiegelbeeld van de hond kleiner en kleiner wordt. ‘Dat heb ik gisteravond gezegd. Weet je wat ze zei?’
Ik kijk hem aan en toon hem de scène in gedachten. Sabine bij het aanrecht in de keuken met een berg groenten voor haar die gewassen en gesneden moeten worden, en ik in mijn trainingspak, vastbesloten eindelijk eens zonder gezeik het huis uit te gaan. Van allebei komt weinig terecht als zij besluit ronde vijftien in te gaan van haar oneindige strijd tegen mij.
‘Ze zei dat het een grapje was. Een partygimmick, uitsluitend bedoeld als vermaak. Niet als iets om serieus te nemen.’ Ik sla mijn ogen ten hemel en schud mijn hoofd.
Net als ik door wil gaan, want ik ben nog lang niet klaar, kijkt Damen me aan en zegt: ‘Ever, als ik ook maar iets geleerd heb in al die zeshonderd jaar, dan is het wel dat mensen een hekel hebben aan verandering en nog meer aan iets wat hun geloofsovertuiging ondermijnt. Nee, echt. Kijk maar wat er met mijn arme vriend Galileo gebeurd is. Hij werd verstoten omdat hij de brutaliteit had de theorie van Copernicus te steunen, die suggereerde dat de aarde niet het middelpunt van het heelal was. Ze hebben hem terechtgesteld, veroordeeld voor ketterij, gedwongen te verklaren dat hij het mis had en daarna zat hij de rest van zijn leven onder huisarrest, terwijl we allemaal weten dat hij al die tijd gelijk had. Als je het zo bekijkt, kom je er nog makkelijk vanaf, vergeleken met hem.’ Hij lacht, kijkt me aan met een blik die me bijna smeekt er niet zo zwaar aan te tillen en mee te lachen, maar dat lukt op dit moment niet. Misschien dat ik dit later nog eens grappig vind, maar die dag ligt nog zo ver in de toekomst dat ik hem nu niet kan zien.
‘Geloof me,’ zeg ik met een hand over de zijne heen, me bewust van het laagje energie dat tussen ons in danst. ‘Ze heeft huisarrest geprobeerd, maar daar doe ik niet aan. Ik bedoel, het is toch oneerlijk dat ik haar en de zwart-witwereld waarin zij wil leven automatisch moet accepteren, terwijl zij me niet eens de kans geeft dit uit te leggen? Ze wil mijn kant van het verhaal niet eens horen. Ze heeft haar oordeel al klaar: omdat ik toevallig gaven heb die niet passen in haar bekrompen wereldbeeld, moet ik wel een gestoorde, wanhopige, overdreven emotionele tiener zijn. Soms maakt het me zo kwaad dat ik...’ Ik breek de zin af, pers mijn lippen op elkaar en twijfel of ik dit wel hardop moet zeggen.