Ik kijk verder in de richting van de stenen haard waarin een vuur flakkert. Daar tref ik een ineengedoken Jude aan. Hij ziet er bang, geschokt, verslagen en in de war uit, met Haven vlak voor hem. In één hand houdt ze het witte linnen shirt vast, de andere knijpt in Judes arm. Ze is er al ietsje beter aan toe, iets meer genezen – althans, haar voortanden zijn weer heel – maar ze is nog lang niet de oude Haven. Nog steeds hebben haar overweldigende woede en verslaving haar in hun macht.
‘Zo, zo,’ zegt ze, turend naar mij met rode ogen. ‘Dacht je echt dat je me kon belazeren?’
Ik schud mijn hoofd. Ik snap net zomin als zij wat er aan de hand is.
Ik kijk van haar naar hem en zie hoe Jude ineenkrimpt onder haar greep, zichtbaar geschokt betrapt te zijn bij... nou ja, ik heb geen idee wat hij hier doet. Ik weet niet waarnaar ik kijk, wat zijn bedoeling had kunnen zijn.
Heeft hij de waarheid over het shirt door – de oplossing die het kan zijn? En zo ja, probeert hij het dan te bemachtigen als een soort goedmakertje voor Damen en mij?
Of erger – en geloofwaardiger: komt hij het halen om te vernietigen? Heeft hij alleen maar gedaan alsof hij bevriend is met Damen en het verleden is vergeven, terwijl hij dit al die tijd al van plan was omdat hij zijn laatste kans om wraak te nemen niet wilde laten lopen?
Voor ik iets kan doen om haar tegen te houden, richt ze zich tot hem. Energiek van de drank die door haar aderen kolkt – de drank die ik haar heb gegeven – laat ze zijn arm los om hem vervolgens bij de keel te grijpen. Ze tilt hem hoog in de lucht en zijn voeten bungelen en schoppen in het rond. Met haar andere hand schudt ze het shirt heen en weer naar mij, roepend: ‘What the fug is hier aan de hand?’
‘Geen flauw idee,’ zeg ik, expres op lage, rustige toon terwijl ik haar langzaam nader met mijn handen omhoog, waar zij ze kan zien. ‘Echt niet. Ik zou niet weten wat hij hier doet. Misschien kun je dat maar beter aan hem vragen.’
Ze werpt een blik op Jude en merkt dat zijn ogen uitpuilen, zijn gezicht rood en opgezwollen raakt en ze laat hem vallen – haar hand grijpt direct zijn arm weer vast, zodat hij niet kan vluchten. Hij hoest en sputtert en snakt naar adem.
‘Hebben jullie dit soms afgesproken?’ Ze kijkt mij vuil aan.
‘Nee.’ Ik kijk van haar naar Jude. Waarom komt hij toch elke keer op het verkeerde moment opdagen?
Waarom verpest hij altijd alles?
Want één ding weet ik zeker: dit is geen toeval. Toeval bestaat niet. Het universum zit goed geordend in elkaar en er is geen ruimte voor willekeur.
Wat is het dan wel? Waarom verschijnt Jude toch elke keer weer op precies het juiste moment, net als ik zo dichtbij ben te krijgen wat ik wil, en schopt alles in de war?
Daar moet meer achter zitten. Een of andere reden of logische verklaring, maar vraag me alleen niet welke.
Nu houdt Haven het shirt omhoog en onderzoekt het zorgvuldig. Ze inspecteert het grondig om uit te vinden waarom ik het zo graag wil hebben, waarom Jude zoveel op het spel zet om het te bemachtigen – wat het ding waard zou kunnen zijn voor een ander.
Ze werpt een blik in onze richting en merkt dat hij naar de vlek staart en dat ik toekijk hoe hij naar de vlek staart. En dan weet ze het.
Het kwartje valt en alle puzzelstukken vallen op hun plaats.
Op dat moment begint ze schouderschokkend te brullen van het lachen.
Ze lacht zo hard dat ze zich niet meer kan inhouden. Ze ligt letterlijk dubbel en leunt met een hand op haar knie, luid naar lucht happend en kuchend terwijl ze zichzelf op haar been slaat van pret. Na een ogenblik bedaart ze en ze recht haar rug. ‘O, ik snap het opeens helemaal.’ Ze laat het shirt tussen twee vingertopjes in de lucht bungelen en een onheilspellende grijns kruipt over haar gezicht. ‘Ikke wel, ja hoor. Maar helaas voor jou’ – ze wijst naar mij – ‘of misschien juist voor jou’ – dit keer knikt ze met haar hoofd naar Jude – ‘ziet het ernaar uit dat onze Ever hier een heel belangrijke beslissing moet nemen.’
Zevenendertig
Haar ogen schieten heen en weer tussen ons en ze draait zich om. ‘Weet je, de eerste paar dagen had ik dit shirt constant bij me. Ik nam het overal mee naartoe. Naar school, naar de winkel. Ik sliep er zelfs mee zodat ik in elk geval zijn geur bij me had.’ Ze haalt haar schouders op. ‘Ik zag het als mijn allerlaatste band met Roman – het enige beetje van hem dat echt helemaal van mij is. Maar nu zie ik het anders. Alles wat je hier ziet is van mij. Roman had nooit gedacht dat hij dood zou gaan, dus heeft hij nooit een testament gemaakt. Wat betekent dat er niemand anders is die zijn spullen kan opeisen – al mogen ze het van mij gerust proberen. Nee, dít is mijn band met Roman.’ Ze zwaait met het shirt door de lucht en de stof wappert zachtjes terwijl ze breed gebaart naar de verzameling antieke spullen. Haar andere hand verstevigt haar greep op Judes mouw en ze gaat verder: ‘Dit huis, deze spullen, alles, elk onderdeel, het is allemaal van mij. Overal waar ik kijk heb ik tastbare herinneringen aan hem, dus zo’n dom wit shirt heb ik echt niet meer nodig. Nee, jij bent degene die dit ding nodig heeft, hè, Ever? Het gaat allemaal om die vlek, hè? Dat is wat er over is van het beruchte tegengif dat je bijna had gehad, als meneer hier zich er niet mee bemoeid had.’ Ze knijpt Jude nog harder, waardoor hij ineenkrimpt. Maar hij weigert geluid te maken en gunt haar de voldoening niet om te weten dat ze hem pijn doet. ‘En zo te zien heeft hij het nu alweer voor elkaar.’ Ze draait zich hoofdschuddend naar Jude en maakt afkeurende geluidjes. ‘Als deze gozer er niet was geweest, dan zou je nu al je “lang en gelukkig” beleven, of niet soms? Althans, dat is tot nu toe altijd jouw versie van het verhaal geweest. Dus nu vraag ik je, Ever: houd je het daarop? Wil je hem nog steeds overal de schuld van geven?’