Home>>read Nachtster free online

Nachtster(85)

By:Alyson Nol


Zo mag ik toekijken hoe ze naar haar auto loopt – Romans auto – de doos op de passagiersstoel neerzet voor ze gaat zitten en de motor laat ronken, hysterisch lachend terwijl ze zwaait en de oprit af rijdt.

Nog steeds zitten Sabines vingers om mijn pols en ze houdt me stevig vast, houdt me tegen te doen wat ik op dit moment met alle geweld moet doen – het enige wat die vreselijke vloek kan opheffen en mijn leven een goede wending kan geven naar geluk en blijdschap. ‘Ga naar je kamer!’ roept ze met rode wangen, vlammende ogen en een blik vol woede die me een enorm schuldgevoel bezorgen.

Maar dat is niets vergeleken bij wat ik voel als ik me lostrek. Ik ruk me zo hard los dat de zak met boodschappen uit haar hand valt. De blikjes, het fruit en de groenten, een doos eieren en hüttenkäsebekertjes vallen op de grond. Ze laten een spoor achter van brijachtige brokjes en vloeibare gele dooier op de gepolijste travertijntegels.

Het is niets vergeleken bij hoe ik me voel als ik de uitdrukking in haar ogen zie – een vreselijke mix van pijn, woede, verbazing en het allerergst: angst.

Niets vergeleken bij de spijt die ik voel als ik van de vieze smurrie opkijk naar haar. Het liefst zou ik alles laten verdwijnen met de kracht van mijn geest, alles willen wissen en doen alsof het nooit gebeurd is – maar ik weet ook dat ik het daarmee nog erger maak. Ik draai me om en ga naar buiten.

Wanhopig om Haven in te halen, die van de kans gebruikgemaakt heeft om onder onze deal uit te komen. Ik heb geen idee waar ik moet beginnen, als het maar ergens is en ik maar nu direct aan de slag ga.

Ik roep over mijn schouder: ‘Sabine, het spijt me. Echt waar. Maar er zijn dingen aan de hand die je niet begrijpt – die je niet wilt begrijpen – en dit is er daar toevallig een van.’





Zesendertig

Zodra mijn voet de stoep raakt, zet ik het op een lopen. Ik wil geen kostbare tijd verspillen met eerst naar de garage gaan, in de auto stappen, starten, langzaam de oprit afrijden en al die andere dingen in de ‘normale’ gang van zaken die ik anders altijd probeer vol te houden, al is het maar om Sabine tevreden te stellen. (Alhoewel zo’n beetje alles wat ik tot nu toe gedaan heb eerder het tegenovergestelde effect heeft.) Maar zolang ze bij het raam staat te kijken, wil ik ook niets manifesteren. Dat kan alleen maar nog meer vragen oproepen, vragen die ik niet van plan ben te beantwoorden.

Haar blik volgt me – ik voel de druk ervan om me heen als een afschuwelijke wolk van woede, bezorgdheid en angst.

Gedachten zijn dingen. Gemaakt van een enorm tastbare vorm van energie. En die van haar schieten rechtstreeks mijn hart in.

Ja, ik voel me vreselijk over wat er net gebeurd is, maar ik heb nu geen tijd om daarbij stil te staan en me zorgen te maken. Dat komt later wel. Ik zal er een behoorlijke kluif aan hebben iets te verzinnen om het goed te maken, maar op dit moment vind ik het belangrijker om Haven te vinden.

Ik hol de oprit af en de straat op, waar ik me veilig waan – maar dan zie ik Munoz langzamer gaan rijden in zijn Prius als hij mijn kant op komt.

Fantastisch, mompel ik. Hij laat zijn raampje zakken en roept mijn naam. Vol echte bezorgdheid kijkt hij me aan. ‘Is alles oké?’

Ik blijf staan, kijk hem zijlings aan en zeg: ‘Nee, niet echt. Er is helemaal niks oké. Het komt niet in de buurt van oké.’

Hij fronst zijn wenkbrauwen en kijkt van mij naar het huis en terug. ‘Kan ik iets doen?’

Ik schud mijn hoofd en wil alweer wegrennen, maar dan bedenk ik me. Ik draai me weer naar hem om. ‘Ja, zeg alsjeblieft tegen Sabine dat het me spijt. Dat ik echt enorm veel spijt heb van alles... van alle ellende die ik heb veroorzaakt en dat ik haar zo heb gekwetst. Waarschijnlijk gelooft ze het toch niet of accepteert ze het niet, wat ik haar ook niet kwalijk kan nemen, maar, nou ja...’ Ik haal mijn schouders op. Ik voel me nogal opgelaten dat ik hem dit allemaal vertel, maar er komt nog meer uit. ‘O, en als dat niet lukt, dan kun je haar altijd nog hiermee begroeten...’ Ik sluit mijn ogen en manifesteer een groot boeket heldergele narcissen. Dat had ik niet moeten doen, ik weet het, want nu komen er natuurlijk allemaal vragen waarvoor ik nu geen tijd heb, maar toch duw ik de bloemen in zijn handen. ‘Het zijn haar lievelingsbloemen. Als je maar niet vertelt hoe je eraan komt, oké?’

Voor hij kan antwoorden, voor ik zijn geschokte uitdrukking goed in me kan opnemen, ben ik alweer weg.

Ik heb al meer tijd verspild dan ik me kan veroorloven, dus manifesteer ik het volgende moment een zwarte BMW voor mezelf – dezelfde waarin Damen rijdt. Daarbij ben ik me bewust van Munoz’ verbijstering, zijn complete verwondering als hij me in de gaten houdt in zijn achteruitkijkspiegel. Ik ‘zie’ hoever zijn mond openhangt en zijn ogen uitpuilen, op een zag-ik-dat-nou-goed-manier, als ik uit zicht verdwijn.