Maar helaas is Haven nog lang niet klaar. Ze geniet blijkbaar van alle spanningen die ze veroorzaakt en stookt het vuur nog hoger op. ‘Maar ja, ik mis hen ook niet, dus dan staan we quitte.’
Weer kijkt Sabine naar mij en ze wil net wat zeggen, maar Haven zwaait met haar hand in de lucht. Daardoor raakt ze even haar grip op de fles drank kwijt en ze kijkt toe hoe hij begint te vallen – de vloeistof sprankelt en glinstert tegen het glas van de fles. Nonchalant steekt ze haar vlakke hand uit en vangt hem op – plukt hem als het ware uit de lucht. Haar ogen fonkelen als ze Sabine ziet knipperen en haar hoofd schudden. Zij praat op zichzelf in: wat ze net zag is onmogelijk, niemand kan zo snel bewegen en waarschijnlijk heeft ze het gewoon niet goed gezien.
‘Oeps.’ Haven lacht. ‘Nou ja, eh... ik wil je verder niet ophouden. Ik kwam alleen langs voor Evers elixir.’ Ze houdt de fles omhoog en kantelt hem heen en weer, waardoor de vloeistof lijkt te glimmen. Dan wijst ze naar de doos in mijn armen waarin de rest van de voorraad zit.
‘Je kwam langs voor haar... wát?’ Sabine tuurt haar aan en probeert het te begrijpen. Ze kijkt wantrouwend van de fles naar mij, gaat dan op haar tenen staan om in de doos te gluren en vraagt zich af waarom ze die niet veel eerder opgemerkt heeft. De boodschappentas belandt op het tafeltje in de hal en ze steekt een hand uit naar de fles die Haven haar vrolijk aanbiedt. Als ik erdoor in de problemen kom, dan geeft Haven hem met liefde uit handen.
Maar het is al te ver gegaan en ik moet nu echt iets ondernemen.
Sabine mag de drank niet in handen krijgen.
En ik mag me niet zo laten bespelen door Haven.
‘Het is niets bijzonders,’ zeg ik, en ik duw de doos tegen Havens zij aan met een harde zet. ‘Het is gewoon dat sportieve energiedrankje dat ik zo lekker vind.’
Daar trapt Sabine niet in. Ik zie aan haar gezicht dat ze is overgegaan naar alarmfase één, code rood. Ze ziet ineens een verband tussen mijn buitensporige gedrag, het feit dat ik niets eet en al die andere rare, onverklaarbare en simpelweg idiote gewoonten en neemt, niet geheel ten onrechte, aan dat het allemaal hiermee te maken heeft.
Haven lacht en biedt haar de fles elixir aan, verleidelijk, plagend, en Sabine aanmoedigend om een slokje te proeven zodat ze zelf ervaart hoe lekker – hoe verfrissend – hoe enerverend en levensveranderend die slok kan zijn.
Ze is het bijna van plan, aangetrokken door de kracht van Havens blik, de glinstering van het drankje. Ze wil net in de val trappen, maar dan lacht Haven nog harder en ze trekt de fles weer weg.
Sabine schudt haar hoofd, recht haar schouders en herstelt zich weer. ‘Ik denk dat je maar beter kunt vertrekken.’ Het komt tussen opeengeklemde kaken vandaan. ‘Ik denk dat je maar beter nu direct kunt vertrekken. Het spijt me dit te moeten zeggen, Haven, maar je bent duidelijk in de war en je kunt volgens mij wel wat professionele hulp gebruiken. En tot je je gedrag weer wat meer onder controle hebt, wil ik je hier liever niet meer over de vloer hebben.’ Ze pakt de boodschappentas weer van het tafeltje en balanceert ermee op haar heup terwijl ze Haven nog steeds nauwlettend bestudeert.
‘O, maak je niet druk.’ Haven grijnst en draait zich al om. ‘Je zult me hier ook echt zo gauw niet meer zien. Ik heb totaal geen reden hier ooit nog terug te komen nu ik heb wat ik zocht.’
Ze steekt haar hand uit naar de deur en ik loop achter haar aan, vastberaden het volgende deel van mijn plan zo vlug en vlekkeloos te laten verlopen als ik maar kan – voor het kalmerende effect van mijn drank vervliegt en Haven weer flipt.
Net als ik een voet op het stoepje wil zetten, houdt Sabine me tegen door mijn arm vast te pakken. Ze is niet van plan me te laten gaan. Niet nu en niet met een vriendin die ze net haar huis uit heeft gezet.
Ze tuurt me aan en laat haar vingers omlaag glijden naar mijn pols die ze stevig omklemt. ‘Waar denk jij dat je naartoe gaat?’
Onze blikken kruisen en ik weet dat ik geen keus heb. Ik moet dit zo kalm en kort mogelijk zeggen, zodat er geen twijfel bestaat dat ik mijn plan ten uitvoer ga brengen, of ze dat nou leuk vindt of niet.
‘Sabine, ik moet even ergens naartoe met Haven. Het duurt niet lang en als ik terug ben, kunnen we net zo lang praten als je maar wilt. Maar ik moet nu echt gaan.’
‘Daar komt niets van in!’ roept ze met een schelle, hoge stem. Ze pakt me nog wat steviger vast en mijn pols neemt een vuurrode kleur aan, al kan er niet eens een blauwe plek verschijnen voor alles weer geneest. ‘Hoor je me? Je mag absoluut niet meer met dat meisje omgaan. Is dat duidelijk?’
Ik wil me losrukken en bevestigen dat ze inderdaad heel duidelijk is, maar dat de keus niet aan haar is. Maar Haven glimlacht, trekt de doos naar zich toe en zegt: ‘Maak je geen zorgen, Ever. Blijf jij maar bij je tantetje. Ze is duidelijk nogal overstuur. Ik red me wel.’