‘En dat weet jij, want...?’ Ze trekt een wenkbrauw op en zet haar handen in haar zij terwijl ze haar hoofd schuin houdt.
Ik ontmoet haar blik en weet dat ik snel moet antwoorden, al weet ik niet wat. Als ik zeg dat ik erbij was, dat ik het gezien heb, dan weet ze dat ik op zoek was naar iets anders, iets waarvan ze nu misschien de waarde nog niet inziet. Dus haal ik mijn schouders maar op en ik dwing mijn stem en mijn uitstraling zo cool mogelijk te blijven. ‘Omdat ík het niet gestolen heb. En Damen ook niet. Want dat is niet de reden dat ik jouw aanval heb overleefd. En als je er even over nadenkt, is dit een logische verklaring.’
Fronsend kijkt ze me aan. Meer heb ik niet nodig om te zien dat ze er geen woord van gelooft. Ze is er nog steeds zeker van dat ik het was.
‘Of... misschien was het Rafe wel.’ Die was ik eventjes vergeten. ‘Ik bedoel, wanneer heb je hem eigenlijk voor het laatst gezien?’
Ik kijk haar weer aan en zie dat het niet werkt. Alles wat ik zei klinkt logisch, maar het helpt me niet te bereiken wat ik wil en ook moet bereiken. Dankzij die ene fles elixir is ze nu helder genoeg om dat ook te beseffen.
Met haar vingers vol ringen strijkt ze de voorkant van haar jurk glad en plukt een pluisje van de vloerbedekking van haar mouw. ‘Geen probleem,’ zegt ze. ‘Met hen reken ik nog wel af. Maar ondertussen, nu ik hier toch ben en zo... Geef mij dan maar de rest van jouw voorraad mee.’
Vijfendertig
Op het moment dat Haven vertrekt met een losse fles onsterfelijkheidsdrank stevig tegen haar borst geklemd, komt Sabine binnen door de zijdeur.
Ze balanceert met haar attachékoffertje in de ene hand en een zak boodschappen in de andere, blijft dan staan, kijkt een tweede keer goed en zegt dan: ‘Haven? Ik heb je al... heel lang niet meer gezien. Je ziet er...’ Sabine wacht even, bekijkt Haven van top tot teen en trekt een wenkbrauw op. Haven ziet er nu stukken beter uit dan toen ik haar hier aantrof, maar dat is in de verste verte nog niet gezond genoeg. En voor mensen die haar nieuwe look niet gewend zijn, is het zelfs verdomd angstaanjagend.
Haven lacht alleen maar en schenkt Sabine een vriendelijke glimlach – kapotte voortanden en al. ‘Maak je niet ongerust. Geloof me, mijn moeder vindt het ook niks. En dat is trouwens ook een van de vele redenen waarom ik van haar wil scheiden.’
Sabine kijkt van haar naar mij, in de war door die uitspraak.
Vlug vult Haven de ontbrekende informatie voor haar in. ‘Ik ga scheiden van hen allemaal. Mijn ouders en mijn jongere broertje. Ik zou de huishoudster er nog bij doen als dat kon.’ Ze lacht; een geluid zo onnatuurlijk en verontrustend dat Sabine er nerveus van wordt. ‘Nou ja, om een lang verhaal kort te maken: ik ben uit huis vertrokken. Ik laat me momenteel zelfstandig verklaren voor de wet, dan ben ik van al hun gezeik af.’
Sabine fronst en knijpt haar ogen tot spleetjes – een blik die ik maar al te goed ken. Een blik die haar verontwaardiging en afkeuring laat merken.
Daar is Haven immuun voor. Het lijkt haar zelfs alleen maar op te hitsen. Nu grijnst ze nog veel breder als ze verdergaat. ‘Ze weigerden me te accepteren zoals ik ben. Dus heb ik mijn spullen gepakt en gezegd: “Nou doei!”’
Sabine kijkt tussen ons heen en weer en ze vraagt zich waarschijnlijk af of ik hier op een of andere manier mee te maken heb. Heb ik Haven die tekst ingefluisterd, haar gezegd wanneer ze wat moet zeggen? Haar woorden zijn inderdaad van toepassing op de manier waarop Sabine mij behandelt, maar ik sta hier volledig buiten. Dit is helemaal, honderd procent Haven.
‘Ze missen je vast ontzettend.’ Sabine knikt en klinkt weer helemaal als een advocaat tijdens een rechtszitting.
Ook daar doet Haven niet aan mee. Het spel waarbij iedereen beleefd en politiek correct blijft en doet alsof sommige dingen niet net hardop gezegd zijn en alles uiteindelijk wel weer goed komt, ook al is er een enorme hoeveelheid bewijsmateriaal voor het tegendeel.
Ze speelt ook het ouder-en/of-voogdspelletje niet meer mee, waarbij je overuren maakt om je van je beste kant te laten zien zodat de ouders van je vriendinnen je aardig vinden, vertrouwen en je vaker terug mag komen.
Want Haven en ik zijn geen vriendinnen.
Het kan haar ook totaal niet schelen wat Sabine van haar denkt en of ze nog over de vloer mag komen.
Ze haalt dus haar schouders op, rolt met haar ogen en zingt: ‘Dacht het niet!’
Sabines blik verstart meteen en ze kijkt opeens naar mij alsof het mijn schuld is. Alsof mijn stilzwijgen, mijn sprakeloosheid en het feit dat ik niets doe, betekenen dat ik het goedkeur. Ik sta alleen maar te wachten tot hier een eind aan komt. Tot Haven eindelijk eens haar mond houdt, tot Sabine het opgeeft en naar de keuken gaat om de boodschappen op te ruimen en er wat schot komt in het afronden van de deal die ik met Haven gesloten heb.