Home>>read Nachtster free online

Nachtster(82)

By:Alyson Nol


Ik kijk haar aan en weet dondersgoed wat die reden is – het feit dat ik al mijn levens onder ogen heb gezien. Het feit dat ik de waarheid heb gezien. En daardoor heb ik de juiste keus gemaakt, de enige keus. Dat hielp me uitstijgen boven mijn zwakke chakra. Niet meer, niet minder. Maar goed, ik ben benieuwd wat zij ervan maakt.

‘Je hebt Romans elixir gedronken.’ Ze schudt haar hoofd en de blauwe edelstenen van haar oorbellen rinkelen zacht tegen elkaar aan. ‘Het is véél krachtiger dan het jouwe, zoals je hebt gemerkt. Daarom dronk je er ook van. En daarom heb je het overleefd!’

Ik haal mijn schouders op en zie plotseling onze reflectie in de spiegel aan de muur achter haar. Het verschil tussen ons is opmerkelijk: haar duisternis tegenover mijn licht. Het contrast is zo groot dat ik er ademloos naar kijk. Even vlug wend ik mijn blik af, vastbesloten me niet te laten meeslepen door haar trieste, zielige voorkomen. Ik kan me geen medelijden veroorloven, niet als ik haar op een gegeven moment zal moeten doden. Ik kijk haar weer aan als ik zeg: ‘Als dat waar is, waarom lijkt het jou dan weinig goed te doen? En waarom heeft het Roman niet kunnen redden?’

Maar Haven heeft het gehad met praten. Ze wil nu hebben waar ze voor kwam.

‘Geef me het elixir.’ Ze doet een wankele stap naar me toe. ‘Geef me het elixir en er zal je niks gebeuren.’

‘Dat hebben we toch al vastgesteld?’ Ik houd de fles achter mijn rug, buiten haar bereik. ‘Je kunt me niets meer doen, weet je nog wel? Wat je ook doet of wilt proberen, je kunt me niks meer maken, Haven. Dus misschien moet je het eens anders aanpakken. In plaats van me bedreigen kun je het ook op een nette manier proberen.’

Ze grijnst alleen maar. Het maakt haar gezicht breed en haar huid rekt op zo’n griezelige manier omhoog dat haar diepliggende, rode ogen nog meer opvallen. ‘Misschien kan ik jou niets meer doen, maar neem van mij aan, Ever, dat ik toch heel wat schade kan aanrichten bij mensen om je heen die je dierbaar zijn. Zo goed en snel als je bent, zal het zelfs jou niet lukken om overal tegelijkertijd te zijn. Je kunt nooit iederéén redden.’

En dan gebeurt het. Ze maakt gebruik van mijn verbijstering na het horen van haar dreigement en stormt af op het elixir in mijn hand.

Maar ik reageer ook net een beetje sneller dan zij had gedacht.

Ik smijt de fles weg en zie hoe hij aan de andere kant van de kamer terechtkomt, ver buiten haar bereik. Dan grijp ik haar vast. Zo snel en zo trefzeker bespring ik haar dat ze het niet ziet aankomen en niet meer kan reageren.

Ik druk haar tegen de vloerbedekking en mijn vingers cirkelen gretig rond haar nek. Ze woelen door de wirwar van kettingen om te ontdekken dat haar amulet nog steeds ontbreekt.

Haar gezicht wordt blauw en langzaam blokkeer ik haar luchtwegen, maar ze kan alleen maar lachen. Die beweging duwt haar keel hard tegen mijn handpalm aan. Dan laat ze een geluid horen, zo akelig, zo afgrijselijk, dat ik even in de verleiding kom haar meteen te doden om daarvanaf te zijn.

Maar ik mag niet zo ondoordacht handelen. Dat kan ik maar beter niet doen. Niet tot ik krijg wat ík wil hebben. En als de prijs daarvoor een paar flessen elixir is, dan moet dat maar.

‘Geef me het fugging elixir!’ gilt ze zodra mijn greep verslapt. Haar lichaam trapt en schopt onder me. Ze beweegt heftig, gewelddadig en worstelt heen en weer terwijl ze met haar scherpe, puntige, blauwe nagels uithaalt en krabt.

Ze gedraagt zich als een in het nauw gedreven wild dier.

Als een verslaafde met afkickverschijnselen.

Zodra ik van haar afglijd, krabbelt ze over de vloer naar de fles toe. Ze pakt hem vast, schroeft de dop eraf en duwt hem zo hard en snel tegen haar lippen dat haar voortanden afbreken onder het geweld.

Het doet haar niets. Ze schenkt er geen aandacht aan. Ze blijft klokken en slurpen en zuigt zo hard dat de fles binnen enkele seconden alweer leeg is. Dan smijt ze hem opzij. Een licht kleurtje keert terug op haar wangen, maar haar tanden blijven kapot – al lijkt ze dat niet te merken of erg te vinden. Ze kijkt me strak aan, likt haar lippen af en zegt: ‘Méér. En dit keer van het goede spul. Het spul dat je van me gejat hebt. Jouw drank smaakt goor.’

‘Dat hield je niet tegen.’ Ik haal mijn schouders op, niet van plan haar ook maar een druppel meer te geven voor ik krijg wat ik wil. ‘Je mag mijn hele voorraad hebben, mij een zorg. Ik ben er niet aan verslaafd, zoals jij.’ Ik neem haar langzaam in me op en laat duidelijk merken dat wat ik zie me zorgen baart. ‘Maar knoop dit goed in je oren: ik heb je elixir niet gestolen. Dat waren Misa en Marco.’ Ik bestudeer haar gezicht terwijl het verandert, beweegt en ze even wacht en de woorden afweegt. Ze gaat na of er een greintje waarheid in zou kunnen zitten.