Maar ze is niet van plan mee te doen, daar heeft ze te veel haast voor. Het gaat niet goed met haar, ze verzwakt zienderogen en heeft geen tijd voor dit spelletje.
‘Zit me niet te fuggen en geef het me!’ Ze rolt met haar ogen en snuift hard. Wanneer ze met haar hoofd schudt, raakt ze haar evenwicht kwijt, waardoor ze de reling van de trap moet beetpakken om zich overeind te houden.
Ik knijp mijn ogen toe en kijk haar onderzoekend aan. Ze komt erg prikkelbaar en zenuwachtig over, heel erg ontspoord en wankel. Ze kan amper stilstaan, kan zichzelf niet eens overeind houden zonder iets vast te grijpen. Ik focus op haar zonnevlecht en zie hem als een roos midden op haar bovenlichaam. Als het moet, dan schakel ik haar uit, al hoop ik nog steeds dat het zover niet hoeft te komen. Ik probeer haar energie te voelen, haar gedachten te zien en te kijken hoe het echt met haar is en hoever ze wil gaan om te bemachtigen wat ze nodig heeft. Maar mijn inspanningen leveren niets op.
Ze heeft zich niet alleen voor mij afgesloten, maar voor alles om haar heen.
Ze hoort bij niets en niemand.
Ze is zichzelf bijna kwijt.
Net een lopend, pratend Schaduwland.
Donker.
Alleen.
Zo gevangen in een verleden waarvoor ze tegen elke prijs wraak wil nemen. Zelfs al is de waarheid heel anders dan de versie waaraan zij zich vastklampt.
‘Het elixir, Ever! Geef me verdomme het fugging elixir!’ De hoge piepstem trilt en is hartstikke schor. Het geeft aan hoezeer ze wordt gedreven door haar wanhoop. ‘Ik heb alle koelkasten al gecheckt – in de keuken, buiten bij de barbecue, de extra koelkast in de wasruimte en ik wilde net naar boven gaan, naar jouw zijkamer, maar goed, toen kwam je thuis, dus je bent me net voor. En nu je er toch bent, kan ik het net zo goed vriendelijk vragen – aangezien we zulke beste vriendinnen waren en zo. Dus, vooruit, Ever. Denk aan die goeie ouwe tijd, aan je vriendin en geef me het fugging elixir dat je van me gejat hebt!’
‘En dit noem je vriendelijk vragen?’ Ik trek een wenkbrauw op en zie hoe ze de afstand tussen mij en de reling inschat, alsof ze van plan is ertussendoor te glippen. Ik pak de trapleuning vast en blokkeer haar route.
Ze mompelt wat voor zich uit en grijpt de reling zo stevig vast dat haar knokkels verbleken tot een onmogelijk witte kleur. Dan kijkt ze me aan met ogen zo rood dat ze bijna bloeden van de inspanning. Ze staat echt op ontploffen en herhaalt: ‘Geef me dat fugging elixir!’
Ik haal diep adem en doe mijn best haar te omringen met kalmerende energiestralen. Ik hoop dat ze daardoor wat bedaart, dat haar woede een beetje zakt en haar razernij vermindert. Als ik iets niet kan gebruiken, dan is het wel dat ze nu ontploft of een gigantische inzinking krijgt. Niet dat ze een bedreiging voor mij vormt, maar wel voor alle anderen om haar heen. Zover wil ik het dus echt niet laten komen.
Het lukt mijn vreedzame energiebubbel niet om door te dringen. De stroom ketst van haar af, net als de vorige keer dat ik het probeerde. Daarom besluit ik haar te geven wat ze nodig heeft. Een paar slokjes onsterfelijkheidsdrank kunnen toch geen kwaad? Sterker nog, als ik haar zo bekijk, kunnen ze juist helpen dit wilde monster te temmen.
Langzaam draai ik me om, behoedzaam, om haar vooral niet te laten schrikken of te provoceren. Ik loop de trap op en gebaar dat ze me moet volgen. Over mijn schouder zeg ik: ‘Ik wil het graag met je delen, Haven. Ik heb meer dan genoeg, dus maak je niet druk. Maar even uit nieuwsgierigheid...’ Ik blijf staan op de overloop en draai me naar haar toe. ‘Waarom heb je mijn drank nodig? Wat is er met jouw voorraad gebeurd?’
‘Die is op.’ Ze haalt haar schouders op en kijkt me kwaad aan. ‘Die is op, omdat jij er een lading van gejat hebt en die kom ik nu halen.’
Ze grijnst. Het vooruitzicht van nieuwe drank lijkt haar een klein beetje te kalmeren, al bezorgen haar woorden me een koude rilling. Ik heb geen idee hoeveel drank Roman achter de hand hield, maar als hij ook maar een beetje op Damen leek, dan moet dat een gezonde voorraad geweest zijn. Minstens voor een jaar. En omdat het moet gisten tijdens de juiste maanfasen, kun je ook niet zomaar even een nieuwe lading klaarmaken. Het feit dat Misa en Marco met niet veel meer dan een tas vol zijn ontsnapt, betekent dus dat Haven zich binnen zeer korte tijd een weg door de rest gezopen heeft. Dat is niet alleen zorgwekkend, maar het verklaart ook waarom ze in deze toestand verkeert.
Ik loop naar het kamertje naast mijn slaapkamer, naar de minikoelkast vlak achter de bar. Daar pak ik een nieuwe fles. ‘Ik heb je elixir niet gestolen. Ik heb het niet nodig en heb er ook geen interesse in.’
Ze staat voor me met trillende handen van woede. ‘Je liegt! Denk je dat ik achterlijk ben? Hoe kun je het anders overleefd hebben? Ik weet het van de chakra’s – Roman heeft het mij verteld en hij weet het van Damen! Die heeft dat allemaal doorgegeven in de tijd dat Roman hem gehypnotiseerd had. Toen wist hij hem allerlei geheimen te ontfutselen. Ik heb je geraakt op je zwakke plek, dat weet je best. Ik heb je geraakt voor je viel en nadat je gevallen was, en zelfs nog een laatste keer voor de zekerheid, vlak voor ik je voor dood achterliet. Dat had je moeten doden! Ik geloofde ook dat ik je vermoord had! Ik dacht dat je niet uiteenviel tot een hoopje stof omdat je niet zo oud was als de rest. Maar nu weet ik wat de echte reden is dat je er nog bent...’