Ik schroef de dop stevig op mijn fles nu mijn laatste beetje welwillendheid in rook opgaat. Met toegeknepen ogen antwoord ik: ‘O ja? Misschien heb je hier wat aan. Ten eerste: als je me echt zo graag wilt helpen als je beweert, dan kun je beginnen me niet elke keer voor gek uit te maken.’ Ik schud mijn hoofd en duw mijn voeten in mijn sandalen, omdat ik aanvoel dat Damen nu de oprit op rijdt. Ook geen moment te vroeg, trouwens. ‘Ten tweede’ – ik slinger mijn tas over mijn schouder en beantwoord haar kwade blik met een eigen versie – ‘zou je ook kunnen ophouden me te bestempelen als een aandacht zoekende, verwarde, wanhopige oplichtster, of een variant ervan.’ Ik knik. ‘Die twee dingen alleen al zijn een goede stap als je me echt wilt helpen, Sabine.’
Ze krijgt geen tijd om te reageren, want ik storm de keuken en vervolgens het huis uit. Ik smijt de deur veel harder achter me dicht dan ik bedoelde, maar het kan me weinig schelen als ik naar Damens auto loop.
Ik laat me op de zachte leren zitting glijden en tuur naar hem als hij zegt: ‘Dus zo staat de situatie er nu voor.’
Ik volg de richting die zijn wijzende vinger aangeeft naar het raam waar Sabine staat. Ze doet niet eens de moeite te gluren door de spleet tussen de gordijnen of de luxaflex. Ze probeert niet eens te verbergen dat ze mij – of beter gezegd, ons – in de gaten houdt. Ze blijft daar maar starend staan met haar strakke mond, ernstige gezicht en een hand in haar zij.
Ik zucht en mijd haar blik; ik heb liever die van Damen. ‘Wees blij dat ik je heb gered van het kruisverhoor dat je had moeten verduren als je binnen was gekomen.’ Ik schud mijn hoofd. ‘Geloof me, er was een reden dat je buiten moest blijven wachten,’ voeg ik eraan toe, terwijl ik hem helemaal in me opneem.
‘Is ze nog steeds bezig?’
Ik knik en rol met mijn ogen.
‘Weet je zeker dat ik niet met haar moet praten? Misschien helpt het.’
‘Echt niet.’ Ik schud mijn hoofd en hoop dat hij de auto in z’n achteruit zet en me hiervandaan brengt. ‘Er valt niet met haar te praten. Ze is totaal onredelijk en geloof me, als jij probeert met haar te praten, maak je het alleen maar erger.’
‘Erger dan het boze oog dat ik net van haar kreeg vanachter het raam?’ Hij kijkt in de achteruitkijkspiegel en dan naar mij terwijl hij achteruit wegrijdt. Zijn mond krult op een manier die speelser is dan me bevalt.
Ik bedoel, dit is serieus.
Ik meen het serieus.
Hij mag er dan niet zo zwaar aan tillen, maar voor mij is dit wél belangrijk.
Als ik opnieuw naar hem kijk, besluit ik het te laten gaan en niet zo streng te zijn voor hem. Ik bedenk me dat zijn enorm lange levensloop, het feit dat hij al meer dan zes eeuwen meegaat, ervoor zorgt dat de kleine, alledaagse drama’s hem niet meer zoveel doen, ook al nemen ze nog zoveel tijd in beslag.
Wat Damen betreft is alles wat niet direct om mij gaat eigenlijk niet de moeite waard om zich druk over te maken. Het is zelfs zo erg dat hij de laatste paar dagen alleen maar bezig is mijn ziel te behoeden voor Schaduwland. Het is het enige waar hij zich nog op richt, zelfs meer dan op het vinden van het tegengif waardoor we eindelijk eens samen kunnen zijn na vierhonderd jaar lang wachten. Ja, voor hem is dit allemaal minder belangrijk.
Nou snap ik heus wel dat er een groter geheel is en zo. Maar toch kan ik niet anders dan me ook druk maken om die zogenaamd onbenullige dingen.
En, helaas voor Damen, kan ik dat alleen maar uitvogelen en op een rijtje krijgen door er steeds weer over te praten.
Geloof me, zeg ik in gedachten tegen hem, ik heb je heel wat bespaard. Als je per se binnen had willen komen, dan zou het nog veel erger zijn geweest. De woorden stromen naar hem terwijl ik door de voorruit naar buiten staar, verbaasd hoe ongelooflijk licht, heet en zonnig de dag al is – en dat om net iets na acht uur in de ochtend. Ik vraag me af of ik daar ooit aan kan wennen, of er een tijd komt waarin ik mijn nieuwe leven hier in Laguna Beach, Californië, niet meer blijf vergelijken met het leven dat ik achterliet in Eugene, Oregon.
Of ik het verleden ooit kan laten rusten.
Mijn gedachten keren weer terug naar het onderwerp van nu als Damen een kneepje geeft in mijn knie en zegt: ‘Maak je geen zorgen. Ze draait wel weer bij.’
Hij klinkt zeker van zijn zaak, maar zijn gezichtsuitdrukking verraadt hem. Zijn woorden zijn gebaseerd op hoop, niet op zekerheid. Mij geruststellen vindt hij belangrijker dan de waarheid vertellen. Want één ding is zeker: als Sabine nu nog niet is bijgedraaid, dan is de kans klein dat ze dat ooit nog doet. Althans niet zeer binnenkort.
‘Weet je wat ik het irritantst vind?’ Ik weet dat hij het antwoord weet en alles al eerder gehoord heeft, maar ik ga toch verder. ‘Het is gewoon... het maakt niet uit wat ik tegen haar zeg of hoe vaak ik het probeer te bewijzen door haar gedachten te lezen en allerlei kleine weetjes op te lepelen over haar verleden, heden en toekomst die ik domweg niet zou kunnen weten zonder helderziend te zijn – het maakt geen moer uit. Het lijkt zelfs averechts te werken. Ze wordt er alleen maar nóg koppiger van en weigert te luisteren naar mijn argumenten of wat ik dan ook wil zeggen. Ze houdt voet bij stuk en weigert zich open te stellen. In plaats daarvan krijg ik alleen maar die gemene, veroordelende blik van haar. Zo overtuigd is ze dat ik haar voor de gek houd, dat ik alles heb verzonnen om maar aandacht te krijgen. Alsof ik echt helemaal ben ontspoord of zo.’ Ik schud mijn hoofd en stop mijn lange blonde haar achter mijn oor terwijl ik rood aanloop en mijn wangen gaan gloeien. Ik ben op dreef en elke keer rond dit punt heb ik een rood hoofd en ben ik overstuur. ‘Zelfs als ik haar vraag waarom ik in godsnaam zoveel moeite zou doen mijn gaven geheim te houden als het me allemaal te doen is om aandacht, zelfs als ik haar smeek naar haar eigen achterlijke argumenten te luisteren zodat ze hoort hoe idioot ze klinken, dan nog houdt ze vol. Ik bedoel, ze beschuldigt me zelfs van oplichting!’ Ik sluit mijn ogen en frons mijn wenkbrauwen terwijl ik dat moment helemaal opnieuw beleef.