‘Waar zullen we beginnen?’ Hij stopt de telefoon in zijn zak.
‘De winkel.’ Ik knik, ook als bevestiging naar mezelf toe. ‘Maar, serieus, je hoeft niet mee. Ik red het alleen ook wel,’ zeg ik vlug, een laatste kans voor hem om zich te bedenken.
‘Vergeet het maar.’ Hij klikt zijn gordel alweer vast. ‘Ik ga met je mee, of je het leuk vindt of niet. En dat je het even weet – ik krijg nog een complex van al die afwijzingen.’
Ik kijk hem aan en vraag me af wat hij bedoelt.
‘De vorige keer – toen je wilde inbreken in Havens huis en liever Miles meesleurde dan mij?’
Ik kijk hem aan. Ik heb Miles niet mee hoeven sleuren. Bovendien kon ik het hem niet vragen; hij moest Stacia beschermen. Maar goed, daar gaat het niet om. Wat ik wel eens wil weten is hoe hij daarvan op de hoogte is als ik hem al die details nog niet heb kunnen vertellen.
‘Miles vertelde het,’ beantwoordt hij de vraag in mijn hoofd.
Ik kijk uit het raam met mijn ogen toegeknepen tot spleetjes. ‘Gaan we dat krijgen nu je de populaire bink uithangt met al je nieuwe vrienden?’ Ik draai me naar hem toe. ‘Ga je hen in je vrije tijd uithoren over al mijn geheimen?’
‘Alleen de sappige.’ Damen glimlacht en drukt zijn lippen vlug op de mijne voor ik achteruit de oprit af en terug naar het hek rijd. ‘Alleen dingen die ik echt moet weten.’
Drieëndertig
We rijden langs Renaissance!, ooit Romans winkel, ook al ben ik niet van plan naar binnen te gaan. Daar is het nog veel te vroeg voor. Het laatste wat ik wil is een nieuwe confrontatie aangaan met Haven, of een van de andere onsterfelijken die er werken. Toch laat ik het gas los als ik dichterbij kom en bedenk hoe lang ik hier al niet meer ben geweest. Stiekem ben ik ook best nieuwsgierig te zien hoe het ervoor staat nu Roman er niet meer is.
Ik verwacht dus wel dat er iets is veranderd, maar niet dat de winkel compleet is dichtgespijkerd. De etalages zijn leeg, de ooit zo uitgebreide displays zijn gesloopt en verdwenen en de voordeur is niet alleen op slot, maar er hangt ook een bordje met het woord GESLOTEN! erop. Daar vlak boven heeft iemand in een slordig handschrift toegevoegd: VOORGOED.
‘Ik weet dat ik niet verbaasd zou moeten zijn, maar dit zag ik toch echt niet aankomen,’ zegt Damen zacht en op lage toon, met zijn blik op het bordje gericht. ‘Ik dacht toch echt dat Haven het zou overnemen. Of anders Marco, Misa of Rafe wel.’
Ik knik instemmend en parkeer de auto naast de stoep. We stappen vlug uit en steken de straat over tot we voor de winkel staan. Ik tuur door het raam naar binnen naar de grotere meubelstukken – banken, tafels en vitrines – die om wat voor reden dan ook zijn achtergelaten. Het valt me namelijk op dat bijna alle kleinere objecten, zoals kleding en sieraden en dergelijke, wel weg zijn, althans grotendeels, met hier en daar een uitzondering.
Ik vraag me af wiens besluit dit was, wie beslist heeft de winkel voorgoed dicht te timmeren. Aan wie zou Roman hem kunnen hebben nagelaten?
Want ik betwijfel dat hij in al zijn onsterfelijke glorie er ooit aan gedacht heeft een testament op te stellen.
Ik kijk vlug om ons heen om er zeker van te zijn dat niemand kijkt voor ik mijn ogen sluit en de deur open met mijn geest. Mijn gebruikelijke aanpak – wachten tot het donker is – laat ik achterwege. Zoals het er nu uitziet, kan de tent tegen die tijd wel helemaal leeg zijn, dus we moeten onze kans grijpen nu het nog kan.
‘Inbreken gaat jou wel steeds gemakkelijker af, hè?’ merkt Damen op vlak bij mijn oor, voor hij me naar binnen volgt. ‘Moet ik me zorgen maken?’
Als ik begin te lachen, echoot het verrassend luide geluid rond in de grote ruimte met de hoge plafonds. Ik gebaar dat Damen de deur achter ons moet dichtdoen en zet dan mijn handen op mijn heupen. Ik kijk rond en neem even de tijd mijn ogen te sluiten en al mijn zintuigen in te schakelen om een gevoel voor deze plek te krijgen. Ik probeer de juiste frequentie te vinden, te ontdekken waar het shirt verborgen ligt. Naast mij doet Damen hetzelfde.
We boeken vrij weinig resultaat en beginnen dan maar vanaf de plek waar we staan. We kijken in antieke kleerkasten, wankele, oude ladekasten en doorzoeken alles vlug en methodisch, maar dat ene ding dat we nodig hebben, komen we niet tegen. Damen loopt door naar achteren, naar de plek die Roman ooit als kantoor gebruikte. Binnen roept hij dat ik moet komen kijken.
Het is er een puinhoop. Een vreselijke rotzooi, alsof er een wervelstorm gewoed heeft of een lokale aardbeving heeft plaatsgevonden. Het doet me denken aan hoe Judes winkel eruitzag die dag dat Haven ons voor dood achterliet. Dat moet betekenen dat zij hier ook achter zit.
We banen ons een weg door de gigantische stapels papieren overal op de vloer. Damen stapt er voorzichtig en licht overheen, maar ik ben minder elegant en glijd uit en surf per ongeluk een paar keer, waarbij hij me gelukkig opvangt, zodat ik niet val.