Ik schud mijn hoofd en lach en sla dan rechts de Pacific Coast Highway af terwijl ik hem een vlugge blik toewerp. ‘Heb je ook nog tijd voor mij, je weet wel, ergens tussen al die afspraakjes van je?’ Het is half gemeend en ik trap het gaspedaal verder in en stuur de wagen over de bochtige weg.
‘Altijd.’ Hij glimlacht en buigt naar me toe voor een kus, maar hij leidt me zo erg af dat ik de auto bijna de berm in stuur.
Ik duw hem opzij en draai aan het stuur. Even kijk ik naar de oceaan en de golven die tegen de kust beuken en witte schuimkoppen vormen. Dan schraap ik mijn keel en draai me half naar hem toe. ‘Damen, wat moeten we nou doen met dat tegengif?’ Ik zie zijn schouders verstrakken, voel zijn energieveld veranderen en ondoordringbaar worden, maar zet toch door. Het moet een keer gezegd worden. ‘Ik bedoel, ik ben volledig toegewijd aan jou, aan ons. Als het goed is, weet je dat nu wel. Maar zo leuk als ik de momenten in het paviljoen vind...’ Ik slik. Dit soort dingen kan ik nooit goed onder woorden brengen. Ik krijg er altijd een rode kop van, ga stotteren en ik schaam me rot. Maar toch ben ik vastberaden verder te gaan. ‘Ik mis je. Ik mis het om je te kunnen aanraken in dít leven. Bovendien hoopte ik toch dat we ooit eens die kuisheid van vierhonderd jaar kunnen doorbreken...’
Ik blijf even wachten bij het hek rond zijn woonwijk en zwaai naar Sheila die ons binnenlaat. Ik rijd de heuvel op en navigeer door de diverse bochten die me naar zijn straat brengen, rem af op zijn oprit en draai me dan in mijn stoel naar hem toe zodat ik hem kan aankijken.
Ik wil mijn gedachte afmaken, maar hij onderbreekt me. ‘Ever, ik weet het. Geloof me, ik weet het.’ Hij steekt zijn hand naar me uit, legt die tegen mijn wang aan en kijkt me recht in mijn ogen. ‘Ik heb het niet opgegeven. Ik heb zelfs de wijnkelder omgebouwd tot een soort scheikundelab, waar ik elk vrij moment bezig ben in de hoop je een keertje te kunnen verrassen.’
Mijn ogen worden groot en ik probeer uit te rekenen hoe lang het geleden is dat ik rondkeek in Damens huis. Al een tijdje, in elk geval. Als ik hem niet om wat voor reden dan ook probeerde te ontwijken, dan waren we of aan het trainen of we hadden het te druk met elkaar in het paviljoen.
‘Maar als de wijnkelder een laboratorium is geworden, waar bewaar je het elixir dan?’ Ik frons en probeer het me voor te stellen.
‘In de nieuwe wijnkelder, wat vroeger de wasruimte was.’
‘En wat heb je daarmee gedaan?’
‘Die is weg.’ Hij lacht. ‘Ach, ik heb het nut ervan toch nooit ingezien als ik nieuwe, schone spullen kan manifesteren wanneer ik die nodig heb.’ De glimlach verdwijnt snel weer. ‘Maar, Ever, ik wil je niet te veel hoop geven. Ik heb het echt niet opgegeven, maar tot nu toe heb ik nog weinig resultaat geboekt. Ik heb geen idee wat Roman in dat drankje gestopt heeft, maar alles wat ik tot nu toe geprobeerd heb, werkte niet.’
Ik zucht en druk mijn wang stevig tegen zijn hand aan, terwijl ik me bewust ben van het bijna-gevoel van zijn huid tegen de mijne. Ik maak mezelf wijs dat het genoeg is, dat het altijd genoeg zal zijn. Daar heb ik me al bij neergelegd en toch blijf ik hopen op net dat beetje meer.
‘We moeten dat shirt in handen zien te krijgen.’ Ik kijk hem aan. ‘We moeten het vinden. Ik weet gewoon dat ze het nog heeft. Dat heeft ze echt niet weggegooid. Ze bewaart het uit sentimentele overwegingen of omdat ze weet wat het voor mij betekent, of allebei. In elk geval is het op dit moment zo’n beetje onze enige kans.’
Hij kijkt me precies zo aan als de vorige keer dat we deze discussie voerden. Ermee eens dat het belangrijk is, maar niet van plan alles van dat shirt te laten afhangen.
‘Het is toch vast niet onze énige kans?’
Ik schud mijn hoofd. Ik ben niet zo geduldig als hij. Ik wil niet de komende jaren afhankelijk zijn van korte momenten in de gedaanten van mijn vorige levens om af en toe een voorzichtige kus te krijgen, terwijl hij maar wat aanklooit in zijn voormalige wijnkelder die nu scheikundelab is. Ik wil kunnen genieten van dít leven, waar ik nu in zit.
Ik wil er net zo volledig en normaal van genieten als elk ander meisje.
En wel met hém.
‘Ik kan je dit niet uit je hoofd praten, hè?’ Zijn stem klinkt even vermoeid als zijn zucht.
Weer schud ik mijn hoofd.
‘Dan ga ik met je mee.’
‘Waarheen? Ik heb niet gezegd dat ik ergens naartoe ga.’
‘Ah, misschien niet, maar je bent iets van plan, dat zie ik in je ogen. Reken dus maar op gezelschap, want ik kom met je mee.’
‘Nee, ga jij nou maar naar Miles toe. Ik red me wel. Echt waar.’
Ik kan protesteren wat ik wil, maar hij heeft zijn mobieltje al in zijn hand. Hij stuurt Miles een sms waarin hij zegt eerst nog iets te moeten afhandelen, waardoor hij wat later zal zijn.