Ze kijkt me aan met een opgetrokken wenkbrauw en wacht rustig af. Ik probeer snel te beslissen of ik haar wel of niet in vertrouwen moet nemen over de duistere kant van Zomerland die ik heb ontdekt en de vreemde, schijnbaar knettergekke oude vrouw die Damen en ik daar tegenkwamen.
Maar iets houdt me tegen. Iets zegt me het haar niet te vertellen. Of in elk geval niet nu. Niet tot we de kans hebben gehad meer erover te ontdekken.
Dus haal ik diep adem en pak een grote amethist van de plank die ik ronddraai en aan alle kanten inspecteer. ‘Nou ja, dat hele drama met Sabine is ook nog steeds aan de gang.’ Hoofdschuddend leg ik de steen terug. Het is niet gelogen, ook al is het niet helemaal de waarheid. Het zit me namelijk lang niet meer zo erg dwars als een tijdje geleden. Helaas ben ik eraan gewend dat het niet anders is.
‘Wil je dat ik met haar ga praten?’ biedt ze aan, maar ik schud mijn hoofd.
‘Geloof me, dat heeft toch geen zin. Zij heeft haar conclusie al getrokken en ik heb het idee dat tijd het enige is wat nog helpt.’
Ze knikt en veegt haar handen af aan de voorkant van haar spijkerbroek terwijl ze de plank nog eens goed bekijkt. Met haar hoofd schuin en haar mond scheef, wisselt ze de Apache-traan van plek met de fantoomkwarts. Dan glimlacht ze goedkeurend.
Als ik naar haar kijk – echt naar haar kijk – dan vraag ik me opeens af waarom ze altijd alleen is. Ik bedoel, ze heeft nu de tweeling om voor te zorgen, dus ze is niet eenzaam of zo. Maar toch, sinds ik haar ken is ze opvallend single en voor zover ik weet heeft ze in die tijd nooit een date gehad.
Voor ik er erg in heb, flap ik eruit: ‘Geloof je dat iedereen een zielsverwant heeft?’
Ze draait zich om en kijkt me ernstig aan.
‘Ik bedoel, geloof je dat iedereen één enkel iemand heeft met wie hij of zij voorbestemd is samen te zijn – zoals Damen en ik?’
Even blijft het stil, alsof ze echt de tijd neemt om erover na te denken. Net als ik geloof dat er geen reactie meer komt, doet ze iets wat ik niet had verwacht: ze barst in lachen uit.
Haar gezicht wordt vrolijk en haar ogen glinsteren als ze me aankijkt en zegt: ‘Waarom? Om wie maak je je meer zorgen, Ever? Jude of mij?’
Ik bloos. Ik wist niet dat het zo overduidelijk zou zijn, maar aangezien ze een behoorlijk getalenteerde helderziende is, had ik kunnen weten dat ze hier wel doorheen zou prikken.
‘Nou ja... allebei.’ Ik glimlach zwakjes.
Ze gaat weer verder met haar werk, vouwt de inmiddels lege zakjes op en legt ze op elkaar. Ze vouwt de stapel dubbel en propt de zakjes in een groter zakje. Zachtjes, nauwelijks hoorbaar, zegt ze: ‘Officieel geloof ik daar wel in, ja. Maar of je in staat bent diegene te herkennen en er dan ook voor te gaan, dat is een heel ander verhaal.’
Tweeëndertig
‘En, hoe ging het?’ Ik kijk naar Damen die op de passagiersstoel plaatsneemt en het portier sluit terwijl ik wegrijd van de parkeerplek langs de stoep.
‘Goed.’ Hij knikt en sluit zijn ogen een moment om het dak van de wagen omlaag te krijgen. Hij zuigt zijn longen vol met de koele avondlucht voor hij me weer aankijkt. ‘We gaan dit weekend samen surfen.’
Mijn mond valt open, want dat verbaast me nogal. Ik bedoel, ik dacht eerst dat hij van geluk mocht spreken als hij een staakt-het-vuren wist te regelen. Ik had nooit gedacht dat ze vrienden zouden worden.
‘Wat, heb je nou een afspraakje?’ Ik plaag hem en vraag me af hoe lang het eigenlijk geleden is dat Damen een vriend had – een echte vriend, jongens onder elkaar – iemand die de waarheid over hem kent.
‘Nooit.’ Hij kijkt me aan. ‘Ik heb nooit een vriend gehad die de waarheid wist. En om eerlijk te zijn is het heel, heel lang geleden sinds ik ook maar geprobeerd heb contact te zoeken met iemand.’ Hij wendt zijn blik af en kijkt naar de winkels, de bomen en de voetgangers die in drommen door de straten en over zebrapaden lopen. Dan pas draait hij zich terug. ‘Vriendschappen waren voor mij altijd van korte duur, omdat ik geen andere keus had dan na een paar jaar weer te vertrekken. Mensen worden nogal wantrouwend als jij er altijd hetzelfde uitziet terwijl zij zichtbaar ouder worden. En na een tijdje is het makkelijker om die situaties helemaal te vermijden.’
Ik slik en concentreer me op het rijden. Dit is niet de eerste keer dat hij dat noemt, maar dat maakt het er niet eenvoudiger op het aan te horen. Vooral niet als ik het toepas op mijn leven en de lange lijst mensen van wie ik afscheid zal moeten nemen.
‘Wil je me thuis afzetten?’ De vraag laat me met een schok uit mijn gedachten komen en ik kijk hem verbijsterd aan. Ik nam aan dat hij me weer zou meevoeren naar het paviljoen en ik was niet van plan nee te zeggen.
‘Miles wacht op me bij mij thuis. Ik heb beloofd hem te helpen oefenen met een tekst voor een auditie voor een toneelstuk.’