Jude knikt, meer nadenkend dan instemmend, alsof hij het nog verwerkt en de woorden moet laten bezinken.
Die pauze geeft Damen genoeg tijd om te zeggen: ‘Waarom, heb je interesse? Wil je het zelf ook ervaren?’
Nu kijken Jude en ik hem allebei aan met grote ogen. Meent hij dat echt?
‘Want ik kan je wel helpen, hoor. Daar heb ik wel een mannetje voor...’
Pas als zijn mondhoeken omhoogkrullen snap ik dat het een geintje is en ik laat me opgelucht achteroverzakken.
‘Weet je wat het is,’ vervolgt hij, nu weer ernstig. ‘Uiteindelijk is het allemaal hetzelfde. Ik leef een paar eeuwen, jij misschien driekwart eeuw, maar we zijn allebei vooral bezig met dingen die direct voor onze neus staan. Of, en dat komt vaker voor dan je denkt, met dingen net buiten je bereik...’
Er valt een stilte en de woorden hangen loodzwaar tussen ons in. Ik kijk omlaag naar mijn knieën, de enige plek die niet ontzettend ongemakkelijk is. Dit is het moment, dit is waarvoor we hier zijn. Damen is er klaar voor Jude elke uitleg of verontschuldiging te geven die hij nodig heeft.
Maar Jude zit daar maar, en speelt afgeleid met een paperclip die hij op zijn bureau heeft ontdekt. Hij buigt, draait en vervormt het ding tot het niet meer herkenbaar is als paperclip.
Na een tijdje kijkt hij op. ‘Ik snap ’t.’ Hij kijkt van de een naar de ander en vervolgens naar mij, wachtend tot ik mijn hoofd optil. ‘Echt.’ Zijn gezicht straalt zoveel eerlijkheid uit dat ik hem meteen geloof. ‘Maar als je hier kwam om excuses aan te bieden of het goed te maken of weet ik veel... dan kun je dat net zo goed laten.’
Ik hap naar lucht en Damen beweegt totaal niet. We wachten tot hij verder praat.
‘Ik bedoel, ik zal er niet omheen draaien – het is allemaal behoorlijk klote voor mij.’ Hij probeert te lachen, maar dat mislukt omdat hij het niet echt meent. ‘Maar dan nog, ik snap ’t wel. Ik weet dat het niet alleen maar ging over wel of niet vals spelen. Ik weet dat het niet alleen maar ging om jouw enorme fortuin en je goocheltrucs. Ik weet ook dat het heel erg oneerlijk van mij was om die dingen de schuld te geven. Want zo oppervlakkig is Ever niet. En dat was Evaline niet, en de rest ook niet.’ Onze blikken ontmoeten elkaar en hij kijkt me aan met zoveel warmte, liefde en vriendelijkheid, dat ik niet meer kan wegkijken. ‘De enige reden dat ik nooit een kans kreeg bij haar, is dat het nooit de bedoeling was. Het ging altijd al om jullie twee samen.’
Langzaam adem ik uit. Ik laat mijn schouders zakken, mijn maag kalmeert en ik laat de spanning los waarvan ik me niet eens bewust was.
‘Die brand...’ Damen wil graag uitleggen hoe dat zat.
Jude wuift het weg. ‘Dat weet ik ook al, dankzij Zomerland en de Paleizen van Kennis en Wijsheid.’ Hij haalt zijn schouders op. ‘Ik kom er de laatste tijd nogal vaak, misschien te vaak. Althans, dat denkt Ava. Maar soms... soms, of in elk geval de laatste tijd, ben ik liever daar dan hier. Volgens mij fascineert jouw bijzonder lange leven me daarom ook. Ik bedoel, ik weet niet hoe je het volhoudt als het gewone leven vaak al zwaar genoeg is, weet je?’
Damen knikt en zegt tegen Jude dat hij dat inderdaad wel weet – maar al te goed, zelfs. Dan begint hij het verhaal over zijn eerste bezoek aan Zomerland, toen hij een verloren ziel was, alleen en op zoek naar een diepere betekenis. Hij eindigde in India, waar hij dergelijke wijsheid studeerde samen met The Beatles. Ik heb het verhaal al vaker gehoord, zeg een paar honderd keer, dus ik sta op en loop het kantoortje uit terug naar de winkel, kijken wat Ava aan het doen is.
Ze staat in een hoekje en is bezig een plank met kristallen aan te vullen als ze zich omdraait. ‘Eind goed, al goed, nietwaar?’
Ik haal mijn schouders op; ik heb geen idee wat ze bedoelt.
‘Je keus.’ Ze glimlacht en draait zich weer naar haar werk. ‘Het moet toch goed voelen daar eindelijk een antwoord op te hebben?’
Ik zucht. Ja, het voelt inderdaad zonder enige twijfel goed om dat achter me te laten, maar het punt met problemen is dat er altijd genoeg van zijn. Zodra je er eentje oplost, dient het volgende zich alweer aan.
Ze steekt haar hand in een zakje met rozenkwarts, het kristal van de liefde, en balanceert een redelijk grote hoop stenen in haar handpalm als ze opkijkt en zegt: ‘Maar...?’ Ze rekt de klinkers in het woord expres zo lang als ze kan.
‘Maar...’ Mijn hand schiet naar voren om een vallend kristal op te vangen. Ik geef het terug. ‘Nu zit ik nog met Haven, die steeds meer de controle dreigt te verliezen. En het tegengif en het feit dat Damen en ik elkaar niet eens – niet écht – kunnen aanraken...’ Althans, nergens anders dan in het paviljoen, denk ik erachteraan, maar dat ga ik haar niet vertellen. ‘En dan is er nog...’