Home>>read Nachtster free online

Nachtster(72)

By:Alyson Nol

Haar greep verslapt en het gietertje valt op de grond. Het maakt haar blijkbaar niet uit dat het meteen door de modder wordt verzwolgen. Langzaam tilt ze haar arm op en ze wijst naar mij met een trillende vinger voor ze uitroept: ‘Jij!’

Meteen komt Damen beschermend voor me staan, zodat ze me niet meer kan zien.

Maar dat heeft geen zin. Ze blijft stevig en standvast voor zich kijken en wijzen en herhaalt nu in zichzelf: ‘Jij. Je bent het echt. We hebben nu al zo lang op je gewacht...’

Damen geeft me een por en fluistert tussen opeengeklemde kaken door: ‘Ever, niet luisteren. Sluit je ogen en roep de sluier van licht op. Nu!’

We doen ons best, maar het werkt niet. Er is geen snelle vlucht­route. In dit deel van Zomerland werken magie en manifestatie niet.

Hij duwt tegen mijn schouder en pakt mijn hand, terwijl hij me aanspoort weg te rennen. Hij draait zich om, waadt door de modder en doet zijn best me mee te trekken. Struikelend en vallend ploegen we door en om de beurt trekken we elkaar uit de modder. Alles wat nodig is om ons paard weer te bereiken en hiervandaan te komen.

Alles om afstand te scheppen tussen ons en de stem die ons achtervolgt.

Onheilspellend.

Telkens weer herhaalt ze dezelfde tekst:



Vanuit de modder zal het opkomen

En opstijgen naar de hemel vol dromen

Net als jij-jij-jij ook meestijgt...





Dertig

Zodra we door het schoolhek lopen, zoeken we Haven, maar zij ziet ons eerder.

Dat merk ik omdat ze plots stil is. Ze blijft staan, zegt niets meer en houdt bijna op met knipperen en ademen en kijkt me alleen maar verbijsterd aan.

Ze dacht dat ik dood was.

Jude heeft ze voor dood achtergelaten.

Blijkbaar is het toch anders gelopen dan ze hoopte.

Ik knik veelbetekenend naar haar en gooi mijn haar over mijn schouder naar achteren zodat ze mijn nek goed kan zien. Nog steeds amuletloos, net zoals zij me heeft achtergelaten. Ik wil dat ze weet dat ik niet langer kwetsbaar ben. Niet langer word beheerst door mijn zwakke plek. Ik heb geen last meer van een gebrekkig inzicht, vertrouw niet langer de verkeerde mensen en ik gebruik kennis niet meer verkeerd.

Daar sta ik nu compleet boven.

Zij heeft geen keus meer. Nu ze me niet kan doden, zal ze met me moeten leren leven.

Als ik zeker weet dat ze genoeg tijd gehad heeft om alles te verwerken, til ik de hand op die vastgehouden wordt door Damen, hoog genoeg zodat ze het duidelijk ziet. Zo weet ze meteen dat we nog steeds samen zijn, dat onze relatie dit overleefd heeft, dat zij ons niet kan verslaan – niets kan ons verslaan – dus ze kan er net zo goed mee kappen.

Ze draait zich vlug weer naar haar vrienden en doet alsof er niets is gebeurd, maar we weten allebei wel beter. Ik heb haar plannen behoorlijk in de war gestuurd, en als ze dat nu nog niet volledig beseft, dan duurt dat niet lang meer.

We lopen langs haar over het plein, door naar het bankje waar Stacia in haar eentje zit met haar hoody over haar hoofd, oordopjes in haar oren en een enorm grote designerzonnebril op haar neus, om zo de golf beledigingen te ontwijken en te negeren die zo’n beetje elke leerling naar haar hoofd slingert, wachtend op Damen zodat hij haar weer kan verdedigen.

Ik blijf staan als ik zie hoezeer ze op mij lijkt. Althans, op de oude ik. Zou zij het zelf ook zien? Zou ze de ironie snappen?

Damen geeft me een kneepje in mijn hand en kijkt me vragend aan. Hij interpreteert mijn aarzeling als tegenzin, ook al hebben we het er nou al duizend keer over gehad.

‘Ik kan het wel aan.’ Ik knik en kijk hem aan. ‘Echt waar. Geen zorgen. Ik weet precies wat ik moet zeggen.’

Hij glimlacht en buigt voorover om me een kus te geven, met zijn zachte, lieve lippen die eerst over mijn wang strelen. Een vlug, eenvoudig teken dat hij van me houdt – dat hij bij mij is, voor altijd. Het voelt prettig en ik ben er echt heel blij mee, maar daarover heb ik geen twijfels meer.

Stacia kijkt op van haar iPod en krimpt ineen als ze mij ziet. Het valt me op hoe haar mond zich vertrekt tot een dun lijntje en ze haar schouders optrekt en helemaal ineenduikt als ik vlak naast haar kom zitten.

Ze kan niet verzinnen wat ik nou weer zou willen, maar is ervan overtuigd dat het niet veel goeds zal zijn. Ze duwt de zonnebril omhoog in haar haren en schenkt Damen een vlugge ‘help me dan toch’-blik, maar hij komt naast me zitten. Ik schud mijn hoofd. ‘Niet naar hem kijken, maar naar mij.’ Mijn blik houdt de hare vast. ‘Geloof het of niet, ík ben degene die je gaat helpen. Ik zal alles weer terugdraaien naar hoe het vroeger was. Althans, bijna zoals toen.’

Haar blik schiet van hem naar mij en ze pulkt aan de stiknaad van haar jurk. Ze weet niet goed of ik het meen of dat het onderdeel is van mijn plannen om eindelijk wraak te nemen.

Bijna wil ze opstaan en zich dan maar mengen onder haar vijandelijke medeleerlingen als mijn woorden haar tegenhouden. ‘Zoals je vast al vermoedde, is er wel één voorwaarde aan verbonden.’