Ik wil me losmaken en staar hem ondertussen half overtuigd aan. Mijn vingers schieten naar mijn hals, op zoek naar bewijs, de precieze plek aftastend waar Havens vuist me hard geraakt heeft.
Een eind aan me gemaakt heeft.
Ik herinner me precies hoe het voelde om voor de tweede keer in dit leven te sterven.
En het leek totaal niet op die eerste keer.
Mijn ogen glijden over zijn gezicht en ik zie de bezorgdheid van hem afstralen, net als de opluchting die verschijnt. Ik wil dat hij begrijpt wat er precies gebeurd is. ‘Ze heeft me vermoord,’ vertel ik hem. ‘Ondanks al mijn training en oefeningen maakte ik aan het eind geen schijn van kans.’
‘Ze heeft je niet vermoord,’ fluistert hij. ‘Echt niet. Je bent er nog.’
Ik probeer overeind te gaan zitten, maar hij drukt me steviger tegen zich aan. Dus kijk ik de winkel rond, waar het hoopje gebroken glas nog ligt, net als de boeken die van de planken zijn gevallen. Het lijkt wel een scène uit een overdreven rampenfilm met een volledige verwoesting door aardbevingen en tornado’s.
‘Maar ik ben naar Schaduwland gegaan... Ik zag...’
Ik sluit mijn ogen en slik de brok in mijn keel weg. Nu ik zo lang stil blijf, neemt hij het woord. ‘Ik weet het. Ik voelde je wanhoop. Waarschijnlijk leek het voor jou een eeuwigheid te duren, voor mij in elk geval wel, maar het was niet lang genoeg om de zilveren, zijden draad te laten knappen. Je ziel zat al die tijd nog vast aan je lichaam. Daarom is het me gelukt je terug te halen.’
Het klinkt overtuigend en zeker. Hij knikt en kijkt me geruststellend aan, maar ik weet wel beter. Het zijden draadje is misschien niet geknapt, maar ik weet zeker dat ik dood was. En er is maar één reden waardoor ik terug kon keren.
Ik ben boven mijn zwakke chakra uitgestegen.
Zodra ik de waarheid besefte – over mij, over ons – zodra ik de juiste keus maakte, ben ik op een of andere manier genezen.
‘Ze heeft me geraakt op mijn zwakke plek, het vijfde chakra. En toen... zag ik alles.’ Ik kijk naar hem op en wil dat hij dit weet, dat hij goed luistert. ‘Ik zag echt álles, elk detail en elk moment uit al onze levens. Zelfs die dingen die jij zo graag verborgen wilde houden.’
Hij haalt diep adem en kijkt me vragend aan. Eentje blijft vooral tussen ons in hangen.
Ik aarzel geen moment met antwoord geven terwijl ik mijn armen om zijn hals sla en hem naar me toe trek. Ergens voel ik nog het dunne laagje energie dat tussen onze lippen in pulseert en ik laat mijn gedachten naar hem stromen. Ik vertel hem alles wat ik heb gezien en nu weet.
Dat ik de enige echte waarheid heb geaccepteerd.
Dat ik nooit meer aan hem zal twijfelen.
Zo blijven we zitten, dicht tegen elkaar aan. We zijn ons maar al te zeer bewust van het wonder dat zojuist heeft plaatsgevonden.
Ik ben niet alleen zo goed als nieuw, maar ook echt weer herboren.
Even later maak ik me van hem los en nu kijk ik hem vragend aan. Hij reageert meteen. ‘Ik voelde je angst. Ik heb me meteen hierheen gehaast, maar ik trof de winkel in een grote chaos aan en jij was... in feite... dood. Maar het duurde niet lang voor je terugkeerde – ook al voelde het voor jou als een eeuwigheid. Zo zit Schaduwland nu eenmaal in elkaar.’
‘En Jude?’ Opeens voel ik me misselijk als ik de ruimte rondkijk en hem nergens kan ontdekken, hoe hard ik ook mijn best doe.
Dat gevoel wordt nog veel erger als Damen op lage toon zegt: ‘Jude is hier niet meer.’
Achtentwintig
Als we arriveren in Zomerland zie ik wel het laatste wat ik verwacht: de tweeling.
Romy en Rayne staan naast elkaar, Romy van top tot teen in het roze, waar Rayne kiest voor helemaal zwart. Tegelijkertijd zakken hun monden open als ze mij zien.
‘Ever!’ roept Romy uit en ze komt naar me toe gerend voor een knuffel. Ze botst met haar dunne lijf tegen me aan en loopt me bijna omver. Dan slaat ze haar schriele armen om me heen en ze houdt me stevig vast.
‘We dachten dat je vastzat in Schaduwland,’ zegt Rayne hoofdschuddend en vechtend tegen haar tranen. Ze doet een stap naar voren en komt naast haar zusje staan die nog steeds aan mij vastgeplakt zit. Ik verwacht er een hoop sarcasme achteraan, een of andere spottende opmerking over hoe jammer ze het vindt dat ik er heelhuids van af ben gekomen. Maar ze kijkt me aan en zegt: ‘Ik ben zo blij dat we het mis hadden.’ Haar stem trilt zo erg dat ze de woorden nauwelijks uit haar mond krijgt.
Zo’n goedmakertje krijg ik nooit meer, dus sla ik een arm om haar heen en verbaas me dat het zomaar mag en ze nog reageert ook. Ze knuffelt me terug en houdt dat langer vol dan ik ooit had durven verwachten. Even later maakt ze zich los en ze schraapt haar keel. Ze kamt haar vingers door haar kaarsrecht gesneden pony en veegt haar neus af aan haar lange, katoenen mouw.