Ik wil nog zeggen: Wegwezen!
Ik wil zeggen: Laat de toegangspoort verschijnen en maak dat je wegkomt!
Maar voor ik de woorden kan uitspreken, springt hij achter me vandaan.
Hij valt haar aan.
Hij zet zijn ondoordachte plan in werking om mij te beschermen ten koste van zichzelf.
Ik steek mijn armen uit en wil hem wanhopig graag tegenhouden, maar dan steekt Haven een hand uit naar mij.
Met een ruk trekt ze de amulet van mijn hals. Haar gezicht is vertrokken en haar ogen fonkelen kwaadaardig als ze glimlacht en zegt: ‘En, Ever, hoe wil je je nu verdedigen?’
Vijfentwintig
Ze laat mijn ketting met de glinsterende kristallen treiterend voor mijn neus in de lucht bungelen. Ik ben kwetsbaar, weerloos en bloot. Ze gooit de amulet over haar schouder en laat een misselijkmakende, schelle lach weerkaatsen in de winkel.
Jude schreeuwt en houdt zijn handen en voeten klaar voor de aanval, maar ze kan hem met gemak aan. Met niet meer dan een polsbeweging duwt ze hem opzij, zonder te kijken hoe hij door de lucht vliegt en hard tegen een muur smakt.
Het afgrijselijke geluid van brekende en krakende botten hoort ze niet eens, en hij zakt ineen op de grond in een treurig, gebroken hoopje.
Dolgraag zou ik me naar hem toe haasten om te kijken hoe erg het is, maar ik doe het niet. Dat gaat niet. Dan volgt ze me en ik wil haar nu zeker niet in zijn buurt hebben. Voor zijn veiligheid moet ik haar aandacht puur op mij gericht houden.
Toch werp ik hem een blik toe, een aansporing de sluier naar Zomerland op te roepen en erdoorheen te verdwijnen zolang hij nog kan. Ik hoop maar dat hij me hoort, hoe dan ook. Ik heb geen idee of hij niet reageert omdat zijn verwondingen te ernstig zijn – zijn gezicht is vertrokken in een angstaanjagend masker van pijn en uit zijn mond loopt een straaltje bloed – of omdat hij weigert mij alleen achter te laten bij haar, vastberaden me bij te staan, ongeacht de gevolgen voor zichzelf.
Ze komt op me af met de bedoeling berekenend en intimiderend te lijken, maar het komt meer over als wankelend en bevend. Al moet ik eerlijk bekennen dat ik dat veel griezeliger vind dan een precisieaanval. Ik kan haar energieveld zo onmogelijk aflezen. Ik kan niet raden wat ze gaat doen als ze dat zelf niet eens weet.
Ze haalt uit en beweegt haar vuist in een boogje door de lucht en richt hem op mij. Maar zo vlug als zij is, zo vlug beweeg ik opzij, onder die boog vandaan en ik ga aan de andere kant van de winkel staan. Zo moet ze zich omdraaien en achter me aan komen. Ze drukt haar tong tegen de binnenkant van haar wang. Haar door woede gevoede energieveld groeit en breidt zich uit, waardoor de lichten knipperen, de vloer begint te schudden en alle glazen oppervlakken – inclusief de toonbank – barsten en breken.
Ze volgt me naar de overzijde van de ruimte. ‘Leuk geprobeerd, Ever. Maar geloof me, je stelt alleen het onvermijdelijke uit. Elke keer dat je wegduikt, wordt het spelletje leuker. Maar goed, ik heb geen haast. Ik kan dit de hele dag volhouden als je wilt. Maar je moet één ding weten: hoe langer je dit rekt, hoe langer hij’ – met een duim over haar schouder wijst ze in de richting waar Jude ligt, een nauwelijks ademend hoopje mens – ‘nou ja, hoe langer hij moet lijden.’
Ik knars met mijn tanden en pers mijn lippen stevig op elkaar. Ik ben er klaar mee, met tot haar door proberen te dringen. Ik heb gedaan wat ik kon. Het wordt nu tijd mijn training in de praktijk te brengen.
Weer valt ze me aan, maar ze is zo uit haar evenwicht dat ik op het laatste moment maar opzij hoef te stappen en ze regelrecht tegen een cd-rek aan botst, waardoor zij samen met de cd’s op de grond terechtkomt. Ze landt in een bergje puntige glasscherven van de figuurtjes die ze heeft laten vallen en er spuit een straaltje bloed op de muur als de punten door haar huid prikken.
Ze lacht en rolt zich op haar rug om een ogenblik lang de glasscherven uit haar gescheurde huid te plukken. Haar ogen glinsteren als ze toekijkt hoe ze direct geneest. Dan komt ze overeind, klopt haar kleding af en draait zich weer naar me om.
‘Hoe voelt het te weten dat je zo zult sterven?’ Haar stem klinkt schor en krassend, wat aangeeft welke tol de inspanningen van haar eisen.
Ik kijk haar aan en trek mijn schouders op. ‘Geen idee. Zeg jij het maar.’
Ik doe een kleine pas naar achteren en merk te laat dat ik al tegen de muur sta. Dat is niet de beste plek om vrij en ongehinderd te kunnen bewegen en hij biedt weinig ruimte om weg te komen. Al ben ik niet van plan hier lang te staan – alleen maar tot ik naar de andere kant kan komen waar mijn amulet ligt te wachten. Zodra ik die te pakken krijg, hang ik hem weer veilig om mijn nek, zodat ik kan doen wat nodig is om hier een eind aan te maken.
Haven staat vlak voor me, haar armen los langs haar zij, maar met trillende vingers. Haar voeten staan ver uit elkaar met de knieën licht gebogen – ze staat klaar voor actie, klaar om me plotseling te bespringen.