Dus dat doe ik.
Ik staar omhoog naar mijn persoonlijke nachtster en vraag om een aanwijzing, om advies en om hulp – en mocht dat niet lukken, dan ten minste een klein zetje in de juiste richting.
Achttien
Het lijkt wel alsof ik een eeuwigheid blijf rondrijden door Laguna, onzeker wat ik moet doen of waar ik heen moet gaan. Een deel van mij – een heel groot deel – verlangt ernaar door te rijden naar Damen, in zijn armen te vallen en te zeggen dat alles is vergeven en te proberen verder te gaan waar we gebleven waren. Maar dat idee schud ik even vlug weer van me af.
Ik ben eenzaam, in de war en op zoek naar een warm plekje om te schuilen. Ik ben er nog niet uit wat hem betreft en ik weiger om elke keer weer bij hem uit te huilen.
We verdienen allebei beter dan dat.
Dus blijf ik karren, een paar keer op en neer over de Pacific Coast Highway voor ik kleinere, smallere, kronkelende en bochtige dorpsstraatjes neem. Zo rijd ik doelloos rond, zonder bestemming in gedachten. Opeens sta ik stil bij Romans – nee, wacht, ik moet zeggen Havens – huis, aangezien ze volgens Miles nu hier woont.
Mijn auto parkeer ik langs de stoeprand, ver genoeg weg zodat zij hem niet ziet. Ik sluip stilletjes over straat en hoor de muziek al voor ik het paadje naar de voordeur heb bereikt. De speakers blèren een nummer van een van de garagebands waar ze zo dol op is – het soort waaraan Roman een hekel had en waarvan ik nog nooit heb gehoord.
Ik loop naar het grote erkerraam aan de voorkant, waar op dat moment binnen niemand bij het raam zit en waar heggen omheen staan. Ik hurk neer naast de struiken; ik hoef niet naar binnen en ze hoeven mij niet te zien. Ik observeer liever, om erachter te komen wat ze van plan is en wat ze doet in haar vrije tijd. Hoe meer ik weet over haar gewoonten, hoe beter ik daar rekening mee kan houden. Of in elk geval weet ik dan hoe ik moet reageren als het zover is.
Ze staat voor een knisperend haardvuur, haar haar lang en golvend, haar make-up aangebracht met hetzelfde dramatische effect als de laatste keer dat ik haar zag. De lange, wapperende jurk die ze op de eerste schooldag droeg, is verruild voor een nauwsluitend, indigoblauw mini-jurkje. Ze is blootsvoets; haar favoriete stilettohakken ontbreken. De kluwen kettingen hangt nog wel rond haar hals, op de amulet na, uiteraard. Hoe langer ik haar in de gaten houd, hoor hoe ze spreekt en zie hoe onrustig ze door de kamer beweegt, hoe meer ik me zorgen begin te maken.
Er is iets manisch aan haar. Ze is hyper en ontzettend onrustig, alsof ze haar eigen energie nauwelijks de baas is en ze zichzelf niet in de hand heeft.
Ze brengt haar gewicht constant van de ene voet op de andere en beweegt continu, terwijl ze herhaaldelijk een grote slok neemt uit haar drinkglas. Ze laat het glas geen moment leeg voor ze het alweer bijvult vanuit Romans elixirvoorraad.
Hetzelfde elixir waarvan zij beweert dat het veel krachtiger is dan Damens brouwsel. En als ik haar zo zie en terugdenk aan wat ik in de toiletruimte heb meegemaakt, dan geloof ik haar meteen.
Haar woorden worden compleet overschreeuwd door de muziek en de bonkende beat die de muren doet trillen, maar ik hoef niets te horen om te beseffen wat hier aan de hand is.
Het is erger dan ik dacht.
Ze raakt de controle over zichzelf kwijt.
Nog steeds oefent ze invloed uit op de groep verrukte toehoorders. Ze houdt ze gehypnotiseerd, gefascineerd, helemaal op haar gefocust. Maar ze is te opgewonden, veel te wild en onrustig om dat nog veel langer vol te houden.
Weer grijpt ze naar haar glas en ze gooit haar hoofd achterover voor een grote, lange teug. Ze likt haar lippen af, wanhopig elke druppel zoekend. Haar ogen fonkelen bijna als ze de routine herhaalt en herhaalt – drinken en schenken, schenken en drinken. Ik weet het zeker: ze is verslaafd.
Ik ben zelf in die positie geweest, daarom herken ik de symptomen. Ik weet hoe het eruitziet.
Niet dat het me heel erg verbaast. Eigenlijk verwachtte ik dit al vanaf het moment dat ze zich tegen me keerde en haar eigen pad koos. Wat me wel verbaast is dat haar nieuwe vriendenkring bestaat uit zo’n beetje elke leerling van Bay View High die ooit door Stacia, Craig of een van de andere populaire kids is gepest. De populaire lui zelf – met wie ik haar de laatste keer, die eerste schooldag, nog zo gezellig zag omgaan – zijn opvallend afwezig.
Net als het doordringt, als ik begin te beseffen wat ze aan het doen is, hoor ik mijn naam.
‘Ever?’
Ik draai me om en mijn blik ontmoet die van Honor, op weg naar de voordeur.
‘Wat doe jij hier?’ Ze tuurt nauwlettend naar me.
Ik kijk van haar naar het huis en weet dat mijn schuilplaats naast de struiken, samen met de verbaasde uitdrukking op mijn gezicht nu ik betrapt ben, haar precies zegt wat ik niet wil vertellen.
Het blijft zo lang stil dat ik net iets wil zeggen, maar ze is me voor. ‘Ik heb je al een tijdje niet meer gezien op school. Ik dacht al dat je gestopt was.’