Home>>read Nachtster free online

Nachtster(46)

By:Alyson Nol


Als Jude weer begint te praten, haalt het me uit mijn gedachten. ‘Ever, ik zat te denken...’ Hij staart naar de houten balken van het plafond. ‘Nu alles hier weer z’n normale gang begint te gaan, is het denk ik goed als jij erover nadenkt terug te gaan naar school.’

Ik verstijf en haal oppervlakkig adem.

‘Het blijkt dat Lina mij alles heeft nagelaten. Het huis, de winkel – alles. De papieren schijnen in orde te zijn, dus ik kan het overlaten aan een notaris. Dan kan ik weer fulltime aan de slag. Bovendien heeft Ava al aangeboden bij te springen als ik af en toe omhoogzit.’

Ik slik, maar zeg niets. Aan zijn gezicht te zien is alles geregeld. Hij heeft alles alweer op een rijtje.

‘Ik waardeer je hulp heus wel, echt waar...’ Hij gluurt even naar me en kijkt dan weer naar het plafond. ‘Maar het lijkt me beter voor jou...’

Die zin laat ik hem niet afmaken. ‘Maar... het is echt geen...’ Punt. Ik wil zeggen: het is geen punt. Ik wil uitleggen wat ik onlangs heb besloten qua school en de normale levensweg die je geacht wordt te volgen. Hoe dat niet meer bij me past en totaal onlogisch is om vol te houden.

Maar erg ver kom ik niet, want hij zwaait met een hand en zegt: ‘Ever, als je ook maar een moment denkt dat dit eenvoudig voor me is, dan heb je het mis.’ Hij zucht en sluit zijn ogen. ‘Geloof me, een groot, luidruchtig en nadrukkelijk deel van mij roept dat ik m’n kop moet houden, moet stoppen met praten. Vooral nu je hier bent, in mijn huis, vlak bij me en bereid bent je vrije tijd aan mij te besteden.’ Hij wacht en balt zijn vuisten. Zijn vingers wiebelen als teken van zijn innerlijke strijd. ‘Maar er is ook een ander, veel rationeler deel dat me zegt precies het tegenovergestelde te doen. Ik zal wel gek zijn dat ik dit zeg, maar als ik mijn gevoel volg...’ Hij wacht even, slikt en gaat dan pas verder. ‘Het lijkt mij beter dat jij...’

Ik houd mijn adem in, vrij zeker dat ik het niet wil horen, al leg ik me erbij neer dat ik daar niet aan ontkom.

‘Ik denk dat je... maar beter... een tijdje kunt wegblijven, dat is alles.’

Hij opent zijn ogen en kijkt me recht aan – de zin hangt tussen ons in als een onoverkomelijk obstakel.

‘Want ik vind het geweldig je in de buurt te hebben, en ik denk dat jij dat ondertussen ook wel weet, maar als we ooit verder willen komen, als jij binnenkort een beslissing wilt nemen over jouw toekomst – of onze toekomst, wat het ook wordt... Nou, dan moet je je schouders eronder zetten. Je moet je niet...’ Hij haalt diep adem en wurmt ongemakkelijk op zijn plek. Hij moet zichzelf dwingen de woorden uit te spreken. ‘Je moet je niet langer verstoppen in de winkel en je leven weer onder ogen zien.’

Sprakeloos en verbijsterd blijf ik zitten, niet zeker hoe ik dat moet opvatten. Laat staan hoe ik moet reageren.

Verstoppen?

Denkt hij dat ik me al een week loop te verstoppen?

Erger nog: heeft hij toevallig nog gelijk ook? Merkt hij iets waarvan ik me niet bewust ben en wat ik extra hard probeer te negeren?

Ik schud mijn hoofd, til mijn voeten van tafel en zet ze op de vloer, terug in de sandalen met sleehak. ‘Ik had niet gedacht... ik...’ stamel ik.

Voor ik verder kan gaan, schiet Jude met een ruk overeind en schudt zijn hoofd. ‘Alsjeblieft, Ever, ik bedoel er niets mee. Ik wil gewoon dat je erover nadenkt, oké? Want, Ever...’ Hij veegt de dread­locks uit zijn gezicht zodat hij me beter kan zien. ‘Ik weet niet hoeveel langer ik nog op stand-by kan blijven staan.’

Hij laat zijn handen op schoot vallen, relaxed, alsof hij er iets mee wil zeggen. Vervolgens blijft hij me zo lang aankijken dat mijn hartslag versnelt, mijn maag zich omdraait en ik me licht in mijn hoofd voel – alsof alle zuurstof uit de kamer is verdwenen.

Het energieveld tussen ons in groeit en verstevigt tot het zo tastbaar is, dat ik de deeltjes zowaar van hem naar mij zie bewegen. Een dikke, pulserende stroom van verlangen die krimpt en weer uitzet en ons aanmoedigt dichter bij elkaar te komen en samen één te worden.

Ik weet niet wie dat doet – hij of ik, of een hogere macht. Ik weet alleen dat het gevoel zo overweldigend is, zo sterk en krachtig, dat ik uit de stoel overeind spring, mijn tas over mijn schouder slinger en aankondig dat ik maar moet gaan.

Ik sta al bij de deur en beweeg de klink als hij me naroept: ‘Ever, we zijn toch nog oké, hè?’

Maar ik loop door, me afvragend of hij kon zien wat ik zag, voelde wat ik voelde of dat het niet meer was dan een stom verzinsel in mijn hoofd.

Buiten haal ik langzaam en diep adem. Ik zuig mijn longen vol met de warme, zoutige lucht en staar omhoog naar een donkere hemel vol met sterren. Er is er eentje die opvallend fel straalt.

Een enkele ster die meer fonkelt dan de rest, alsof hij me smeekt een wens te doen.