Ondertussen mompel ik iets over die typisch mannelijke drang de afstandsbediening vast te houden, maar dan komt het scherm tot leven met een openingsscène die...
Nou ja – die ik dus nooit eerder gezien heb.
‘Ever!’ Hij hapt naar adem en de lage, kalme stem verraadt een dringende ondertoon. ‘Ever, alsjeblieft, geef me die afstandsbediening. Ik...’
Weer grijpt hij naar het ding, maar niet snel genoeg. Ik heb het net op tijd onder het kussen verstopt.
Net op tijd veilig weggeborgen.
Net op tijd om het filmpje te zien dat zich op het scherm afspeelt.
Ik kijk naar het Amerikaanse Zuiden van voor de Burgeroorlog. Ik weet niet precies waar we zijn, maar de huizen – die gebouwd zijn in wat volgens mij de koloniale stijl heet – en de felle lucht, de veranderde sfeer, heet en onvoorstelbaar benauwd op een manier die ik in geen van mijn andere, eerdere levens ooit heb meegemaakt, zeggen me dat dit het diepe Zuiden moet zijn. Het is net het openingsshot van een film – een plaatje dat in een keer duidelijk moet maken waar je je bevindt.
Al even snel betreden we een van die huizen. De camera zoomt in tot een close-up van een meisje dat voor een raam staat dat ze zou moeten lappen, maar in plaats daarvan staart ze naar buiten, met een dromerig en vriendelijk gezicht.
Voor haar leeftijd is ze vrij lang, met smalle schouders en een slanke taille. Ze heeft een glimmend donkere huid en lange, slungelige benen die oneindig lijken, tot je de dunne enkels ontdekt die onder de zoom van haar simpele, katoenen jurk vandaan steken. Het kledingstuk ziet er zo afgedragen uit dat het al vaak gerepareerd moet zijn. Maar het is gestreken en, net als de rest van de jonge vrouw, schoon. Ze staat met haar zij naar ons toe, waardoor ik alleen een profiel zie en haar lange, donkere haar dat rond haar achterhoofd is gewikkeld in een ingewikkeld kapsel van knopen en vlechten.
Pas als zij zich omdraait, waardoor ik haar gezicht goed kan zien en ik in die donkerbruine ogen kan kijken, besef ik...
... dat ik naar mezelf kijk!
Mijn hap naar lucht en het geluidje weerkaatst tegen de ronde, witte marmeren muren. Ik staar naar een jong en knap gezicht, dat helaas wordt ontsierd door een uitdrukking zo intens treurig dat die niet past bij haar – of mijn – leeftijd. Een paar tellen later verschijnt er een veel oudere, blanke man ten tonele. Dan snap ik opeens wat dit betekent.
Hij is mijn eigenaar. Ik ben zijn slavin. En ik mag niet zomaar een beetje staan dagdromen.
‘Ever, toe nou,’ smeekt Damen. ‘Geef mij nu meteen die afstandsbediening, voor je iets ziet waar je spijt van krijgt – iets wat je niet meer uit je geheugen kunt wissen.’
Toch geef ik hem de afstandsbediening niet.
Dat gaat nog even niet.
Ik kan niet anders dan toezien hoe deze vreemdeling, die ik niet herken uit andere incarnaties, plezier beleeft als hij haar – mij, dus – een pak slaag geeft, alleen maar om de simpele reden dat ze droomt van een beter leven.
Ik mag niet hopen, dromen of iets dergelijks, denkt het meisje. Ik mag niet fantaseren over plekken ver hiervandaan of een liefde die me kan redden.
Niemand kan mij redden.
Er is geen betere plek.
Ik zal geen liefde vinden.
Zo leef ik en zo zal ik sterven.
Vrijheid is voor mijn soort niet weggelegd.
Hoe eerder ik me daarbij neerleg, hoe beter, zegt mijn eigenaar en hij herhaalt de boodschap bij elke zweepslag.
‘Waarom heb je me hierover nooit verteld?’ fluister ik bijna onhoorbaar, op lage toon. De beelden zijn schokkend en ik kijk hoe ik een afranseling onderga die ik me tot op de dag van vandaag niet had kunnen voorstellen. Ik ontvang elke zweepslag met hooguit een lichte huivering, met het ijzersterke voornemen absoluut geen geluid te maken en mijn waardigheid te behouden.
‘Zoals je kunt zien, is het niet een van je romantische levens,’ antwoordt Damen met een schorre stem vol spijt. ‘Delen ervan – wat je nu ziet, bijvoorbeeld – zijn buitengewoon pijnlijk en ik heb nog geen tijd gehad dit verhaal te bewerken en aan te passen. Dat is de enige reden waarom ik het niet heb laten zien. Zodra het klaar is, mag je kijken, dat beloof ik je. Geloof het of niet, ook hier waren gelukkige momenten. Het was niet altijd zoals dit. Maar, Ever, doe jezelf alsjeblieft een plezier en zet dit uit voor het nog erger wordt.’
‘Nog erger?’ Ik draai me weg met ogen vol tranen vanwege het hulpeloze meisje op het scherm – het meisje dat ik ooit was.
Hij knikt slechts, pakt de afstandsbediening onder het kussen vandaan en zet het scherm direct uit. Daar zitten we dan met z’n tweeën, geschokt door de gruweldaad die we net hebben gezien. Vastbesloten de lange stilte te verbreken, zeg ik: ‘En de rest van mijn incarnaties – al die plekken die we zo graag bezoeken – zijn die ook bewerkt?’