Home>>read Nachtster free online

Nachtster(38)

By:Alyson Nol


‘Hoi.’ Hij knikt en bekijkt me van top tot teen terwijl ik mijn tas over mijn schouder hang en het T-shirt gladtrek dat ik over mijn topje draag. ‘Alles oké?’ Hij kijkt me schuin aan en vraagt zich duidelijk af waarom hij hierheen moest komen.

Ik knik en glimlach – eigenlijk zou ik hem dat moeten vragen, niet andersom. ‘Ja, prima.’ Ik blijf vlak voor hem staan en twijfel wat ik nu moet doen. Ja, ik heb hem gevraagd me hier te ontmoeten, maar dat betekent nog niet dat ik een hele waslijst met gespreksonderwerpen uit m’n hoofd heb geleerd. ‘Eh... en jij? Alles oké met jou?’ Ik laat mijn blik over hem glijden en constateer dat hij er beter uitziet dan de laatste keer dat ik hem zag. Zijn gezicht heeft weer kleur, zijn ogen staan niet meer zo leeg en somber en een blik op zijn heldere, groene aura vertelt me dat het stukken beter met hem gaat.

Hij knikt en haalt zijn schouders op, afwachtend tot ik iets doe of zeg dat hem vertelt wat hij hier komt doen. Als ik blijf zwijgen en zonder te bewegen voor hem blijf staan, haalt hij diep adem en zegt: ‘Echt waar. Ik... ik begin aan het idee te wennen dat ze er niet meer is. Ik bedoel, ik kan er weinig aan veranderen, dus kan ik er maar beter mee leren leven, toch?’

Instemmend mompel ik iets, een of ander standaard, nietsbetekenend antwoord. Ik weet dat ik dit lang genoeg gerekt heb, het is tijd om aan de slag te gaan met de werkelijke reden waarom hij hier is. ‘En Haven?’ vraag ik na een keer diep ademhalen. ‘Heb je haar nog gezien of iets gehoord van haar?’

Hij kijkt opzij en zijn vingers plukken aan het kleine laagje stoppeltjes dat op zijn kin te zien is. Wanneer hij antwoordt klinkt het moe, alsof hij zich daar niet meer druk om maakt. ‘Nee, geen woord. Dat is misschien een heel slecht teken, als je erover nadenkt. Maar aan de andere kant is dit alles toch allemaal te hoog gegrepen voor me, dus wie weet.’ Hij kijkt me even aan en laat zijn ogen over mijn gezicht gaan voor hij ze ergens anders op richt.

‘En als ik nou zeg dat dat niet zo is?’ Ik wacht net zo lang tot hij me weer aankijkt. ‘Wat als ik zeg dat het helemaal niet te hoog gegrepen hoeft te zijn?’

Hij kreunt en mompelt iets onverstaanbaars voor hij zijn hoofd schudt en zegt: ‘Dat meen je toch niet, hè?’

Ik houd vol en blijf hem ernstig aankijken. ‘Geloof me, dit is geen grapje. Sterker nog...’

Voor ik de kans krijg te zeggen wat ik wil zeggen, kapt hij me af. Hij heeft zijn conclusie daarover namelijk al getrokken en hij wil me graag tegenhouden voor ik het zeg. ‘Luister, Ever...’ Hij zucht, schopt met een voet voor zich uit en steekt zijn handen vervolgens diep in de zakken van zijn spijkerbroek. ‘Ik waardeer je bezorgdheid om mij en mijn veiligheid, maar laat ik even heel duidelijk maken dat ik absoluut niet van plan ben het elixir te drinken en net als jij onsterfelijk te worden.’

Mijn ogen worden groot en mijn mond valt bijna open tot op mijn knieën. Ik kan niet geloven dat hij denkt dat ik dat wilde voorstellen!

‘Ik bedoel... Ik weet dat ik dit eerder gezegd heb en ik geef hiermee ook echt geen oordeel over jou of zoiets, maar zo’n onnatuurlijk lang leven... Nou ja, daar heb ik totaal geen interesse in.’

En dat is de tweede in twee dagen tijd, denk ik, terwijl ik hem nog steeds met open mond aanstaar.

‘Nu ik in Zomerland geweest ben en Lina gezien heb, ben ik ervan overtuigd dat je wel gek moet zijn om hier te willen blijven. Om te kiezen voor een extra lang, eeuwig verblijf op een onvolmaakte plek vol haat, terwijl je iets veel beters te wachten staat... om de hoek, zeg maar.’

Zijn woorden raken me – net zo hard als die van Miles, maar dit keer komen er geen tranen. Daar ben ik klaar mee. Of ik het nou leuk vind of niet, ik ben wat ik ben en ik kan het niet meer terugdraaien. Al betekent dat niet dat het mijn missie is iedereen om me heen over te halen ook onsterfelijk te worden.

‘Zo erg kan het toch ook niet zijn?’ vraag ik, in de hoop de sfeer wat op te vrolijken.

Hij haalt slechts zijn schouders op en gaat even serieus verder. ‘Nee, je hebt wel gelijk. Het is niet alleen maar haat en ellende. Eens in de zoveel tijd beleef je – als je mazzel hebt – toch nog wel eens een kortstondig moment van geluk.’

‘Wauw. Dat is nogal zwartgallig, vind je niet?’ Ik forceer een lachje, maar zijn woorden raken me dieper dan ik wil toegeven.

Hij knijpt zijn ogen tot spleetjes, zodat ik ze bijna niet meer zie. ‘Ik wil je in elk geval niet beledigen, maar het is gewoon niets voor mij, dat is alles. Ik heb geen interesse.’

Ook ik haal mijn schouders op. Ik vind het best, ik wil verder, weg van deze parkeerplek en door met de reden dat we hier zijn.

‘Dus...’ Hij kijkt me aan. ‘Was dat het? Is alles weer goed?’