Ja, denk ik dan. Je kunt je vriendin vragen niet zo snel te oordelen. Zeg tegen Haven dat ze me niet moet vermoorden en tegen Honor dat ze geen dreigementen meer moet uiten. Ontrafel ook meteen even de lang verborgen waarheid over Damen en mij. O, en als je nog tijd overhebt, zou je dan ook een bepaald wit shirt met een grote vlek erop kunnen zoeken en het inleveren bij een forensisch laboratorium, zodat zij het kunnen analyseren? Dat zou fantastisch zijn!
Natuurlijk zeg ik dat allemaal niet. Ik haal slechts mijn schouders op en slaak een luide zucht in de hoop dat hij het hoort en de achterliggende, niet al te best verhulde, boodschap begrijpt.
Als dat zo is, dan doet hij er weinig mee. ‘Voor het geval je gelooft dat je alles in je eentje moet oplossen... dat is niet zo.’
Ik knijp mijn ogen tot spleetjes; ik kan hem niet volgen.
‘Ik heb met haar gepraat, moet je weten. Ik heb haar dingen laten zien die ik toevallig ontdekt heb over mensen met een bijna-doodervaring.’
Nog steeds wil ik graag weg, maar toch zet ik mijn handen in mijn zij en buig iets voorover naar hem toe. ‘En hoe ontdek je zoiets toevallig?’ vraag ik. ‘Ik bedoel, even serieus. Dat is toch iets waarnaar je vrij bewust op zoek bent?’
Hij concentreert zich op het vlees en legt het van het bord op het rooster van de barbecue. Op zakelijke toon legt hij uit: ‘Ik zag er ooit iets over op tv en ik vond het fascinerend. Zo fascinerend dat ik een boek over dit onderwerp heb gekocht, wat leidde tot nog meer boeken en ga zo maar door.’ Hij drukt de spatel op de hamburgers, waardoor het sap spettert en sist. ‘Maar jij – je bent de eerste die ik ken die zoiets echt meegemaakt heeft. Heb je er weleens over nagedacht mee te doen aan zo’n onderzoek? Ze zijn altijd op zoek naar nieuwe proefpersonen.’
‘Nee!’ bijt ik hem toe, voor hij de kans krijgt de vraag helemaal af te maken. Het klinkt vastberaden, definitief en laat geen ruimte voor twijfel. Dat is wel het laatste wat ik wil – meedoen aan een of ander derderangsonderzoek.
Hij lacht alleen maar en houdt zijn in ovenhandschoenen gestoken handen omhoog in een gebaar van overgave. ‘Niet schieten. Het was maar een vraag.’
Hij draait de hamburgers om, een voor een, waardoor een knetterende, spetterende barbecuesoundtrack te horen is waarnaar we samen luisteren.
Zodra de hamburgers klaar zijn, schept hij ze van het rooster en laat ze op het bord vallen. Hij blijft lang genoeg staan om mij aan te kijken en te zeggen: ‘Luister, Ever. Geef haar gewoon nog wat meer tijd om aan het idee te wennen. Het is niet eenvoudig als iemand alles op z’n kop zet waarin je gelooft, weet je. Wees niet te streng voor haar, ze draait wel weer bij. Echt waar. Ik beloof je dat ik mijn best blijf doen, als jij ook belooft mee te werken. Voor je het weet is dit allemaal weer voorbij. Je zult het zien.’
En dat is jouw voorspelling? wil ik vragen. Maar gelukkig slik ik de woorden in. Hij wil alleen maar helpen en of ik hem nou geloof of niet – of Sabine echt ooit zal bijdraaien en mij zal steunen – dat doet er niet toe. Hij probeert me te bereiken, te helpen. Het minste wat ik kan doen is meewerken.
‘Wat school en je verzuim betreft...’ Hij kijkt me streng aan. ‘Het zal niet lang duren voor ze daar lucht van krijgt. Dus maak het jezelf nou niet moeilijker dan het al is, oké? Of denk er in elk geval nog een keer goed over na. Bovendien kan het volgens mij nog steeds geen kwaad een diploma op zak te hebben. Sterker nog, het werkt alleen maar in je voordeel.’
Ik mompel een of ander halfslachtig antwoord, maak een vlug handgebaar en loop dan naar het hek toe. Ik heb geen idee of het gesprek al geëindigd was of niet, maar mijn aandeel erin is voorbij. Die dingen, die regels waarover hij het heeft, die zijn op mij niet meer van toepassing. Die pracht en praal van een diploma-uitreiking is alleen weggelegd voor anderen.
Voor normale mensen.
Sterfelijke mensen.
Niet voor mij.
Met mijn geest start ik de motor van mijn auto al voor ik hem bereikt heb op de oprit. Dan rijd ik langs het hek de straat op. Met grote snelheid haast ik me naar de plek waar ik met Jude heb afgesproken.
Veertien
Als ik het parkeerterrein van mijn school op rijd, zie ik hem al.
Hij wacht op me in zijn jeep en tikt met zijn duimen tegen het stuur op de maat van de muziek die uit zijn iPod schalt. Hij ziet er zo rustig uit, zo tevreden om zo in zijn eentje te zitten, dat ik in de verleiding kom mijn auto te keren en terug te rijden naar huis.
Maar dat doe ik niet.
Dit is veel te belangrijk om over te slaan.
Haven is vastbesloten haar dreigementen ten uitvoer te brengen, en wie weet is dit wel de enige kans die ik krijg om hem te overtuigen dat hij ze serieus moet nemen.
Ik parkeer naast hem en zwaai. Hij haalt zijn oordopjes uit zijn oren en gooit ze naast zich neer, springt uit de auto en leunt tegen het portier met zijn armen over elkaar en kijkt toe hoe ik naar hem toe kom.