Home>>read Nachtster free online

Nachtster(33)

By:Alyson Nol


Ze zitten nog een tijdje in stilte – Miles bestudeert Damen aandachtig, op zoek naar symptomen, tics, opschepperij, onverklaarbare gaten in het verhaal of andere aanwijzingen dat het één grote leugen is. Damen wacht af. Hij gunt Miles alle tijd om te wennen aan het idee, het te laten bezinken en om te kunnen gaan met een nieuwe mogelijkheid die hij nooit eerder heeft overwogen.

Als Miles zijn mond opent om te vragen hoe dat allemaal kan, knikt Damen alleen maar. Hij beantwoordt de nog onuitgesproken vraag. ‘Mijn vader was een alchemist in een tijd waarin dergelijke experimenten niet zo buitengewoon waren.’

‘En over welke tijd hebben we het dan precies?’ vraagt Miles, die zijn stem weer heeft gevonden. Hij gelooft niet dat het echt zo lang geleden kan zijn als Damen beweert.

‘Zeshonderdennogwat jaar geleden, zo ongeveer.’ Damen haalt zijn schouders op en wuift het antwoord weg alsof die beginjaren maar weinig betekenis voor hem hebben.

Maar ik weet wel beter.

Ik weet hoeveel waarde hij hecht aan die tijd met zijn familie, de herinneringen die ze deelden voor hij op brute wijze zijn ouders verloor.

Ik weet ook hoe pijnlijk dat is voor hem om toe te geven. Hij doet er liever koeltjes over, alsof hij het zich allemaal niet meer zo precies voor de geest kan halen.

‘Het was in de tijd van de Italiaanse renaissance,’ antwoordt hij er meteen achteraan.

Ze kijken elkaar ononderbroken aan. Ook al laat hij niets merken, ook al is er vanbuiten totaal niets aan hem af te lezen – ik weet hoe erg het voor Damen is om dit toe te geven.

Zijn best bewaarde geheim, dat hij al zes eeuwen lang voor zich wist te houden... En nu stroomt het uit hem als water uit een kapotte leiding.

Miles knikt. Hij knikt zonder een spier te vertrekken. Hij duwt zijn koffieshake weg en raakt hem kwijt aan een nieuwsgierige zeemeeuw. ‘Ik weet totaal niet wat ik nu moet zeggen, behalve: dank je.’

Weer kruisen hun blikken.

‘Dank je dat je niet tegen me liegt. Dat je niet een verhaal verzint en doet alsof die portretten verre familieleden waren – of een uitermate onwaarschijnlijk toeval. Dank je dat je me de waarheid vertelt. Hoe ongelooflijk en vreemd die ook klinkt...’

Ik breek het gedachtelezen af en kijk op naar Miles. ‘Dus je wist het?’

Ik laat zijn hand zo vlug weer los dat hij even nodig heeft om te beseffen dat ik hem niet langer gegijzeld houd.

Hij krimpt ineen en trekt zijn hand weg. Hij kromt en strekt zijn vingers en draait zijn pols heen en weer; alles om de bloedtoevoer weer op gang te krijgen.

‘Jezus, Ever. Kom je vaker onuitgenodigd binnen?’ Hij schudt zijn hoofd en begint te ijsberen. Kwaad slalomt hij om de boekenkasten, de uitstallingen met engelenfiguren en de cd-rekken heen voor hij de route nog een keer neemt. Hij heeft tijd nodig om me te vergeven, om aardig wat stoom af te blazen, voor hij me weer kan aankijken. Hij laat zijn duim langs de ruggen van de lange rij boeken glijden. Dan slaakt hij een zucht. ‘Het is één ding te weten dat je gedachten kunt lezen. Het is heel wat anders dat je dat in de praktijk brengt en in mijn bovenkamer loopt rond te wroeten zonder mijn toestemming.’ Daarna volgen nog wat gemompelde woorden die ik niet versta.

‘Het spijt me,’ zeg ik, wetende dat ik hem wel meer verschuldigd ben dan dat, maar het is een begin. ‘Echt. Ik... ik heb gezworen dit nooit te doen. En dat is me meestal ook gelukt. Maar soms... nou ja, soms is het zo noodzakelijk dat ik niet anders kan.’

‘Dus je hebt het vaker gedaan? Is dat wat je wilt zeggen?’ Hij draait zich om met half dichte ogen, zijn mond een dunne streep en met zijn handen nerveus friemelend langs zijn zij. Hij gaat meteen uit van het ergste: dat ik zo vaak in zijn hoofd heb rondgekeken dat ik de tel al kwijt ben. Zo erg is het absoluut niet. Het liefst geef ik helemaal niets toe, maar als ik zijn vertrouwen terug wil winnen, dan is dit een goed begin.

Ik haal diep adem en blijf hem aankijken. ‘Ja,’ zeg ik. ‘Tot nu toe heb ik een paar keer onaangekondigd en zonder jouw toestemming je gedachten gelezen en het spijt me echt heel erg. Het moet voor jou aanvoelen als een vreselijke inbreuk op je privacy.’

Hij rolt met zijn ogen, keert me de rug toe en mompelt wat voor zich uit op een manier die me moet afschrikken – wat ook zo is.

Niet dat ik het hem kwalijk neem. Totaal niet. Ik heb zijn privacy ook geschonden, dat ontken ik niet. Ik hoop alleen dat hij het me ooit kan vergeven.

‘Wat je dus eigenlijk wilt zeggen, is dat je nou alles van me weet?’ Hij kijkt weer om en laat zijn blik over me heen dwalen. ‘Ik heb geen privégedachten meer, niets waarvan jij niet al een superexclusieve sneakpreview hebt gehad.’ Hij kijkt kwaad. ‘En hoe lang doe je dit al, Ever? Zeker vanaf de eerste dag dat je me kent?’