‘Als je het meent dat je wilt helpen...’ Hij wacht op instemming van mijn kant voor hij vervolgt: ‘Nou ja, ik vroeg me af of je op de winkel wilt letten. Ik bedoel, ik weet dat je hier eigenlijk niet meer werkt, en geloof me, ik weet ook hoe kwaad je de laatste tijd op me bent, en nee, ik ga er heus niet van uit dat daar iets aan verandert door deze ontwikkelingen, maar...’
Ik slik. Ik slik mijn woorden in, want ik kan niet anders dan wachten tot hij verdergaat. Ik kwam niet alleen praten over Haven en de diverse manieren waarop hij zich tegen haar kan beschermen, maar ook om uit te vinden wat hij precies van plan was die avond waarop hij Roman doodde.
Wat wilde hij bereiken?
Wat was de echte intentie achter die daad?
Maar voorlopig kan ik dat gesprek niet aangaan.
‘Er is gewoon...’ Hij schudt zijn hoofd en wendt zich af. Turend in de verte praat hij verder. ‘Er is gewoon zoveel te regelen: het huis, de winkel, de begrafenis...’ Hij haalt diep adem en probeert te kalmeren. ‘Het wordt me geloof ik eventjes te veel allemaal. En aangezien jij al weet hoe alles werkt, zou ik enorm geholpen zijn als je hier wilt blijven en wilt afsluiten. Zo niet, ook geen punt. Ik kan waarschijnlijk Ava of zelfs Honor wel proberen, maar jij bent er nou toch al en je hebt het aangeboden, dus dacht ik...’
Honor. Zijn vriendin en leerling. Nog zo’n onderwerp dat we toch een keer moeten aansnijden.
‘Geen probleem,’ verzeker ik hem. ‘Ik wil net zo lang blijven en werken als nodig is.’ Als Sabine daar op een of andere manier achter komt, belooft dat wat. Die flipt vast en zeker. Maar ja, eigenlijk gaat het haar geen moer aan. Als ze zich er zo nodig mee wil bemoeien, dan kan ze het me toch niet kwalijk nemen dat ik een vriend help in tijd van nood?
Zei ik vriend?
Ik kijk naar Jude, laat mijn blik over hem dwalen en bestudeer hem aandachtig. Ik weet niet of die term wel klopt – of dat ooit waar was. We hebben een gedeeld verleden. We kennen elkaar nu. Dat is eigenlijk alles wat ik weet.
Hij zucht, sluit zijn ogen, wrijft met zijn vingers over zijn oogleden, langs de wenkbrauw met het litteken, en laat ze dan op het bureau vallen waar hij de rand vastgrijpt en zich overeind duwt. Dan steekt hij zijn hand diep in de zak van zijn spijkerbroek, waar zijn vingers graven naar de dikke sleutelbos die hij naar me toe gooit.
‘Zou jij willen afsluiten?’ Hij loopt om het bureau heen terwijl ik overeind kom en opeens staan we tegenover elkaar, met ongemakkelijk weinig ruimte tussen ons in.
Hij staat zo dichtbij dat ik de diepte van die blauwgroene ogen goed kan zien en het kalmerende effect van zijn rustgevende aanwezigheid door me heen voel gaan.
Zo dichtbij dat ik automatisch een stap achteruit doe, waardoor ik een korte flits van pijn over zijn gezicht zie glijden.
Ik maak een gebaar naar de sleutels en zeg dan: ‘Die heb ik niet echt nodig, hoor.’
Even bestudeert hij me, dan knikt hij en hij stopt de sleutelbos weer weg.
Het blijft zo lang stil dat ik er iets aan moet doen. ‘Luister, Jude,’ begin ik.
Als hij me aankijkt, met die fantastische zeegroene ogen en het oneindige verdriet dat erin ligt, weet ik dat ik hem niet eens mag lastigvallen met een verkorte versie van wat hij moet weten. Zijn pijn is nu even belangrijker voor hem dan Haven en haar welgemeende dreigementen. Hij is te verdrietig om zich te willen bekommeren om hoe hij zich moet beschermen.
‘Neem... neem alle tijd die je nodig hebt. Dat wilde ik nog even zeggen,’ mompel ik. Hij loopt voorzichtig en behoedzaam verder en zorgt voor voldoende ruimte tussen ons in. Hij doet zijn best om enig lichamelijk contact met me te vermijden, zelfs per ongeluk.
Maar ik weet dat hij dat meer voor mij doet dan voor zichzelf. Zijn gevoelens voor mij zijn duidelijk niet veranderd.
‘O, en Jude...’ roep ik. Ik merk hoe snel hij blijft staan, al kijkt hij niet om. ‘Doe voorzichtig... alsjeblieft.’
Een hoofdknik is zijn enige antwoord.
‘Want straks, als dit is gezakt en je even tijd hebt, moeten we echt...’
Dit keer loopt hij door, de gang in, voor ik mijn zin kan afmaken.
Hij wuift de woorden weg terwijl hij door de donkere winkel heen naar buiten loopt en verdwijnt in de warme zon.
Negen
Om zeven uur is de laatste verkoop afgerond, de voordeur is op slot en ik zit in de kamer achterin met mijn voeten op het bureau geleund. Ik werp een vlugge blik op het scherm van mijn mobieltje en zie dat Sabine maar liefst negen berichten heeft achtergelaten. Allemaal met de vraag waar ik ben, wanneer ik thuiskom en hoe ik wil verklaren dat ik haar regels op zo’n schaamteloze manier negeer.
Ik voel me een beetje schuldig, maar niet genoeg om terug te bellen. Ik schakel mijn mobiel uit, stop hem in mijn tas, laat alles voor wat het is en ga naar Zomerland.