Bijna.
Toch concentreer ik me lang niet zozeer op haar gezichtsuitdrukking, maar meer op de gedachtestroom in haar hoofd. Gedachten die ze specifiek naar mij stuurt, terecht aannemend dat ik meeluister.
Ik weet dat je me hoort, denkt ze. Ik weet alles over jou. En ik weet dat jij weet wat ik van plan ben met Stacia. Dat ik haar al die rotstreken betaald wil zetten die ze ooit met mij en alle anderen die haar in de weg stonden heeft uitgehaald. Wat ik niet weet, is of je van plan bent me te helpen of tegen te houden. Mocht je van plan zijn me te dwarsbomen, dan moet je daar nog maar eens goed over nadenken. Ten eerste heeft ze zich vanaf het begin als een absolute bitch gedragen tegenover jou. Ten tweede, nou, als je me wilt tegenhouden, gaat dat je toch niet lukken. Dat lukt niemand. Jou niet, Jude niet, en vooral Stacia niet. Dus het is beter als je het niet eens probeert...
Ze kijkt me strak aan in de hoop een reactie te zien, een of ander teken dat ik haar bericht luid en duidelijk heb ontvangen. Maar dat genoegen gun ik haar niet. En ik ben niet van plan naar nog meer te luisteren dan ik al heb gehoord.
Met haar sneue, op wraak beluste statement, Stacia’s gebruikelijke, hatelijke gedachtestroom en meneer Bordens stille beklag over hoe hij weer een jaar van zijn leven kwijt is aan een nieuwe lading ondankbare, ongeïnteresseerde leerlingen – een zielige verzameling van waardeloze kapsels en vreselijke kledingstijlen die totaal niet te onderscheiden zijn van de lichtingen die hij in voorgaande jaren heeft gezien – plus nog eens ieders privéproblemen en angsten, is alle herrie me te veel.
Te deprimerend.
En het vreet energie.
Dus schakel ik het kabaal uit en kies voor een telepathisch gesprek met Damen aan de andere kant van de school.
Het zesde uur, natuurkunde. Tot nu toe gaat alles goed, denk ik. En bij jou? Ondertussen houd ik mijn hand klaar om op te steken als mijn naam wordt opgelezen. Ik ben eraan gewend een van de eersten te zijn op de alfabetische lijst, met een achternaam als Bloom.
Tekenles, krijg ik als telepathisch antwoord. Een mooi einde van de dag, zo heb ik iets om naar uit te kijken. Kon de hele dag maar één lange tekenles zijn. O, en mevrouw Machado is dolblij me terug te zien. Dat zei ze zelf. Nog nooit heeft ze zoveel talent, zo’n aangeboren gave gezien bij zo’n jong iemand. Ze wil zelfs een keer de tijd nemen om met me te praten over mijn toekomst en de kunstacademies waar ik me kan aanmelden.
En ik dan? vraag ik. Doet ze de groeten aan de meest ongetalenteerde, onbegaafde leerling die ze kent? Of heeft ze me expres al uit haar geheugen gewist?
Wees niet zo streng voor jezelf – jouw Van Gogh-replica was ontzettend uniek.
Als je met ‘uniek’ afschuwelijk bedoelt, dan heb je helemaal gelijk. Zeg maar tegen haar dat ik in elk geval niet meer terugkom. Ik heb mijn zelfvertrouwen hard nodig, ik moet geestelijk en lichamelijk fit zijn. Dus ga ik niet testen wat een heel semester vol klodderige, kinderachtige tekeningen daarmee doet. En, wat is jouw eerste project? Weer een Picasso of je eigen versie van een Van Gogh?
Hij gniffelt. Impressionisme is zó vorig jaar, denkt hij. Ik dacht ik doe ambitieus en begin aan een muurschildering of zo. Een kopie van de Sixtijnse Kapel. Je weet wel, op de muren en het plafond, om het lokaal een beetje op te fleuren. Lijkt dat je wat?
Ja, dat lijkt me een goede manier om vooral niet op te vallen, waar je altijd zo op hamert. Ik lach, maar merk pas dat ik dat hardop deed als ik Stacia Miller naar me zie turen, met haar ogen zie rollen en zachtjes ‘lo-ser!’ hoor zingen.
Meteen rond ik het gesprek af. Aan meneer Bordens gezicht te zien heb ik er hiermee voor gezorgd dat hij me voortaan in de gaten houdt. Al in de eerste vijf minuten van de les heeft hij me bestempeld als een van de meest ondankbare lastpakken.
‘Is er iets grappigs, mevrouw...’ Hij buigt zijn hoofd om te spieken op de plattegrond die hij aan het maken is. ‘... Bloom? Iets wat u met de rest van de klas wilt delen?’
Ik schrik op en schud mijn hoofd. Ik ontwijk Stacia’s dreigende blik, de geamuseerde kronkel in Honors wenkbrauw en het geërgerde gezucht van de rest van mijn klasgenoten die al gewend zijn aan het schaamtevolle schouwspel dat Ever heet.
Ik open mijn nieuwe boek en wil pen en papier uit mijn tas pakken, maar die zit vol met tulpen. Die rode, wasachtige bloemblaadjes zijn net een liefdesbrief van Damen die me zegt het vol te houden, die belooft dat wat er ook gebeurt, onze liefde echt en eeuwig is – het enige wat belangrijk is te midden van alles wat er speelt.
Ik laat mijn vinger langs een steel glijden, stuur hem stilletjes een bedankje in gedachten en manifesteer de spullen die ik nodig heb. Dan doe ik mijn tas dicht, er zeker van dat niemand het zag – tot ik merk hoe Honor me aandachtig en nauwlettend bestudeert. Net als die dag op het strand.