Vroeger viel ze niet op, nu schittert ze.
Vroeger wekte ze afkeer op, nu trekt ze iedereen aan.
Wat ik zag als haar standaardoutfit – zwart leer met kant, de rock-’n-roll-zigeunerlook – heeft plaatsgemaakt voor een soort zwoele, hypnotiserende en beetje macabere uitstraling. Ze is net een ijzige versie van een donkere, rouwende bruid, gekleed in een lange, nauwsluitende jurk met diepe V-hals en lange, wapperende mouwen. De lagen van de zijdezachte, blauwe stof slepen over de grond achter haar aan, terwijl haar nek het gewicht torst van alle sieraden die ze heeft omgehangen. Het is een combinatie van Tahitiaanse parels, glinsterende, in cabochon geslepen saffieren, grote, ruwe brokken turkoois en gepolijste trosjes aquamarijn. Haar lange, gitzwarte haar hangt in glanzende, losse golven tot op haar heupen. De platinapluk die haar pony ooit sierde, is nu geverfd in dezelfde donkere, kobaltblauwe kleur die ook terug te vinden is op haar nagels, oogleden en in de steen die ze op haar voorhoofd tussen haar wenkbrauwen draagt.
Met deze look zou de oude Haven nooit wegkomen. Ze hadden haar het schoolplein af gelachen, nog voor de eerste bel. Maar dat is verleden tijd.
Ik mompel zacht iets en Damen steekt zijn hand uit. Zijn vingers pakken de mijne vast in wat bedoeld is als een geruststellend kneepje, maar we zijn net zo gehypnotiseerd als de rest van de school. We kunnen onze blik niet afwenden van de glans van haar uitermate bleke huid, de manier waarop die glimt in een waas van zwart en blauw. Haar gezicht ziet er vreemd etherisch en kwetsbaar uit – als een verse blauwe plek – die haar onderliggende vastberadenheid totaal niet verraadt.
‘De amulet,’ fluistert Damen met een vluchtige blik, voor hij weer naar haar kijkt. ‘Ze draagt hem niet, hij is... weg.’
Meteen zoeken mijn ogen haar hals en de massa donkere, glimmende stenen die ze draagt, maar hij heeft gelijk. De amulet die ze van ons kreeg, die haar moest beschermen, onder andere tegen mij, is verdwenen. Ik weet dat dit geen vergissing is. Juist niet. Het is een boodschap, speciaal voor mij. Eentje die luid en duidelijk zegt: Ik heb jou niet nodig. Ik ben je ontgroeid. Ik heb je volledig overtroffen.
Ze is gestegen tot het hoogtepunt van de macht die ze zelf heeft gecreëerd en is niet langer bang voor mij.
Haar aura is tegenwoordig onzichtbaar – al sinds die avond dat ik haar van het elixir liet drinken dat haar onsterfelijk maakte, net als ik – maar die heb ik niet nodig om aan te voelen wat ze denkt.
Om te wéten wat ze denkt.
Haar verdriet om Roman, plus haar haatgevoelens voor mij, hebben dit veroorzaakt. Ze wordt totaal geleid, volledig gedreven door een overweldigend gevoel van woede en verlies. Nu wil ze wraak nemen op iedereen die haar ooit iets heeft misdaan.
Te beginnen met mij.
Damen blijft stilstaan en trekt me tegen zich aan; het is een laatste kans om me te bedenken en te maken dat ik wegkom, maar dat doe ik niet. Dat kan ik niet maken. Ik ben nog steeds van plan haar de eerste zet te laten doen, maar zodra ze dat doet, heb ik er geen enkele moeite mee haar te helpen herinneren wie er hier de baas is. Daarvoor heb ik getraind. Ze mag zich nu zeker van zichzelf en vol vertrouwen voelen, maar ik weet iets wat zij niet weet: hoe sterk, machtig en totaal onoverwinnelijk ze zich ook voelt, haar krachten verbleken naast de mijne.
Bezorgd kijkt Damen naar mij. Hij heeft haar priemende gestaar opgemerkt, de dodelijke blik die ze mijn kant op stuurt. Ik haal mijn schouders op en loop voor hem uit naar onze gebruikelijke tafel, die zij vast minderwaardig acht. Ik weet dat de hatelijke blikken nog maar het begin zijn. Daar moeten we maar aan wennen als we dit jaar willen overleven.
‘Gaat het wel?’ Hij leunt vol bezorgdheid naar me toe en legt een hand op mijn knie.
Ik knik zonder Havens blik los te laten. Als ze ook maar enigszins op Roman lijkt, dan rekt ze dit, als een kat die met een muis speelt. Dan zal ze haar tijd nemen voor ze de genadeklap uitdeelt.
‘Want je moet weten dat ik er voor je ben. Ik ben er altijd. We hebben dan geen enkele les samen – dankzij jou, overigens...’ Hij schudt zijn hoofd. ‘Maar weet dat ik nergens heen ga. Ik zal niet spijbelen, niet weggaan of wat dan ook. Tot de laatste saaie les van dit achterlijke rooster ben ik hier. Dat betekent dat je me maar hoeft te roepen als je me nodig hebt en ik...’
‘Ben er.’ Ik ontmoet zijn blik, slechts een moment voor ik weer naar háár kijk en toezie hoe ze geniet van haar positie als nieuwe koningin van de populaire groep, aan het hoofd van een tafel waar ze een paar maanden geleden niet eens langs mocht lopen, laat staan aanschuiven. Ik neem aan dat Stacia en Honor gebruikmaken van hun laatstejaarsprivilege het schoolterrein te verlaten voor de lunch, want die zouden dit nooit toestaan als ze hier waren. Daarom vraag ik me af wat er gaat gebeuren als ze terugkeren en zien hoe Haven hun plek heeft ingepikt.