Damen kijkt me ondertussen afwachtend aan.
‘Soms-kan-ik-niet-wachten-tot-dit-jaar-voorbij-is-en-we-geslaagd-zijn-zodat-we-kunnen-vertrekken-naar-een-plek-ver-hiervandaan-waar-we-ons-eigen-leven-kunnen-leiden-en-van-al-dit-gezeik-af-zijn.’ De zin komt er zo vlug uit dat hij klinkt als één heel lang woord en de losse delen niet te onderscheiden zijn. ‘Ik bedoel, ik voel me schuldig als ik het hardop zeg, vooral na alles wat ze voor me gedaan heeft, maar toch... Ze weet nog niet eens de helft van wat ik allemaal kan. Ze weet alleen dat ik helderziend ben, dat is alles! Kun je nagaan hoe ze reageert als ze de hele waarheid hoort. Dat ik onsterfelijk ben, met lichamelijke krachten die ze zich niet eens kan voorstellen. Zoals manifesteren met direct resultaat, en o, laten we vooral die ene keer niet vergeten waarin ik teruggereisd ben in de tijd. Of dat ik mijn vrije tijd het liefst doorbreng in een prachtige, alternatieve dimensie hier ver vandaan die Zomerland heet, waar mijn onsterfelijke vriendje en ik fijn kunnen flirten in de diverse gedaanten van voorgaande le-
vens! Kun je je voorstellen hoe ze daarop reageert?’
Als Damen naar me kijkt met die glinsterende ogen, voel ik meteen weer die heerlijke warmte en tintelingen. Hij glimlacht en zegt: ‘Zullen we afspreken dat we dat maar niet testen?’
Hij blijft staan voor het stoplicht en trekt me naar zich toe. Zijn lippen strelen over mijn voorhoofd, wang en langs mijn hals tot hij ze eindelijk, eindelijk op de mijne drukt.
Een fractie van een seconde, net voor het licht op groen springt, laat hij los en kijkt me vluchtig aan. ‘Weet je zeker dat je dit wilt doorzetten?’ vraagt hij.
Ik zie de warmte van zijn diepe donkere ogen, die de blik langer vasthouden dan nodig. Hij geeft me alle tijd om nee te zeggen, dat ik er niet klaar voor ben, niet eens een beetje, zodat hij kan omkeren en ergens anders heen kan rijden. Naar een vriendelijkere, betere en warmere plek – een strand ver weg of misschien zelfs een leuke plek in Zomerland. Een klein deel van hem hoopt dat ik daarmee instem.
Hij heeft het wel gehad met school. Eeuwen geleden al. Ik ben de enige reden dat hij hier is en de enige reden dat hij blijft. Nu we samen zijn, eindelijk herenigd na diverse pijnlijke eeuwen waarin we elkaar steeds weer verloren, ziet hij het nut er niet meer van in. Voor hem is het een zinloos toneelstukje.
Zelf zie ik het nut er ook niet altijd van in, hoor. Het is namelijk best lastig echt iets te leren als alle kennis zo eenvoudig toegankelijk is. Ik hoef de gedachten van de leraar maar te lezen, of mijn hand op een boek te leggen en ik kan de inhoud ervan zo in me opnemen. Toch wil ik per se volhouden en dit netjes afronden.
Vooral omdat dit het enige deel is van mijn bizarre leven dat nog een beetje normaal is. Hoe saai Damen het ook vindt, hoe vaak hij me ook smeekt te spijbelen en eindelijk te beginnen aan ons leven samen, ik doe het niet. Dat gaat niet. Om een of andere rare reden wil ik graag dat we onze school afmaken en slagen.
Ik wil dat diploma in mijn hand houden en mijn baret in de lucht gooien.
En vandaag zetten we de eerste stap naar dat doel.
Ik glimlach en knik en moedig hem aan verder te gaan. Even trekt er een ongemakkelijke uitdrukking over zijn gezicht, die ik beantwoord met hervonden zelfvertrouwen en kracht. Ik trek mijn schouders naar achteren, bind mijn haar in een lage staart, strijk de kreukels uit mijn jurkje en bereid me voor op wat er komen gaat.
Ook al weet ik niet wat dat is, of wat ik precies moet verwachten, en ook al kan ik mijn eigen toekomst lang niet zo gemakkelijk zien als die van een ander, ik weet in elk geval zeker dat Haven mij nog steeds de schuld geeft van Romans dood.
Ze houdt mij verantwoordelijk voor alles wat er verkeerd is gegaan in haar leven.
En ze is vastberaden haar belofte na te komen om mij te vernietigen.
‘Geloof me, ik ben er meer dan klaar voor.’ Ik staar uit het raam en zoek in de menigte naar mijn voormalig beste vriendin. Ik weet dat het niet lang duurt voor zij een poging waagt. Ik hoop maar dat ik de kans krijg daar nog iets aan te veranderen, voor we allebei iets doen waar we ongetwijfeld spijt van krijgen.
Vier
Pas tijdens de lunchpauze zien we haar.
Iederéén ziet haar.
Je kunt dan ook niet om haar heen.
Als een onverwachte vlaag ijsblauwe vorst, als een indrukwekkende ijspegel vol scherpe rondingen – ze is even verleidelijk, exotisch en opzienbarend als een verrassende winterse kou op een hete zomermiddag.
Een grote groep leerlingen verdringt zich om haar heen – precies degenen die haar voorheen nooit zagen staan.
Maar je kunt haar nu niet meer over het hoofd zien.
Haar onmenselijke schoonheid en onweerstaanbare aantrekkingskracht zijn niet te missen.
Ze is niet meer die oude Haven. Ze is veranderd, alsof ze een gedaanteverwisseling heeft ondergaan.