Het pistool zakte en wees naar de grond. Dit was haar kans. Eén trap tussen zijn benen en dan hard wegrennen, waarbij ze het hele huis bij elkaar zou schreeuwen.
‘Maar jij weet wat er is gebeurd.’ Hij had zich opvallend snel herpakt en hield haar weer onder schot. ‘Dan leg jij die getuigenis af.’
‘Wat ik weet, heb ik Jarre verteld en kennelijk hebben ze je toch opgepakt. In het politiepersbericht las ik dat je Lavillier hebt bedreigd.’
‘Maar ik heb hem niet vermoord!’
‘Sorry. Ik kan je niet helpen en ik wil dat je nu mijn huis verlaat.’
Even leek het erop dat haar blufpoker werkte en hij de hopeloosheid van zijn actie inzag. Maar net zo snel schoten zijn ogen weer vuur. ‘Maar jij gaat mee.’ Hij bracht het pistool akelig dicht bij haar hoofd.
‘Ik ga niet mee,’ zei ze terwijl ze probeerde om hem aan te kijken zonder met haar ogen te knipperen. ‘En nu ga ik Jarre bellen.’
‘Jarre neemt niet op.’
‘Waarom niet?’
‘Omdat hij knock-out in zijn kamer ligt.’
‘Dan bel ik iemand anders van de politie.’
‘Je gaat helemaal niemand bellen!’
‘Maar ik blijf wel hier,’ zei ze, de loop van het pistool negerend.
‘Als je hier blijft, ben jij het volgende slachtoffer.’
‘Pardon?’
‘Er was iemand in je woning. Ik heb hem niet gezien, alleen maar gehoord.’ Saimirs pistool wees kort naar het raam, naar de buitenkast waar hij zich kennelijk schuil had gehouden. ‘Ik heb kuchen gehoord. Van een man. Volgens mij heeft-ie aan je computer gezeten. Je kunt beter met mij meegaan dan hier blijven wachten tot-ie terugkomt.’
‘Meegaan? Waarheen?’
‘Waar het veilig is. Ik ben een Roma. Roma’s helpen elkaar, wat er ook gebeurt.’ Het was alsof hij een bezwering uitsprak om haar gerust te stellen. ‘Heb je een auto?’
De vraag was verrassend direct. Zonder dat hij protesteerde liet ze haar armen zakken. Ze vroeg zich af wat er zou gebeuren als ze niet meeging. Zou hij haar neerschieten? Ze kon het zich niet voorstellen. Als zijn ogen even geen vuur schoten, zat er iets zachts in, een lichte fonkeling. Sprak hij de waarheid? Was er echt nog iemand in haar woning geweest? Ze had de neiging hem te geloven. De jonge Roma maakte een serieuze, betrouwbare indruk. Ze dacht aan de blogs die ze van hem had gelezen. Intelligente artikelen, scherpe analyses. Toch sluimerde onderhuids een soort bruutheid en woede, alsof hij ieder moment kon ontploffen. Ze probeerde zich voor te stellen hoe hij was ontsnapt en hoe hij Jarre had neergeslagen. Was Saimir toch gewelddadiger dan hij overkwam? Waar begon ze aan als ze met hem meeging, de complete Parijse politie hijgend in hun nek?
‘Heb je een auto?’ klonk het ongeduldig.
Ze moest nu een beslissing nemen. ‘Ja, maar niet hier.’ Terwijl de voors en tegens door haar hoofd schoten, besloot ze op haar intuïtie af te gaan, op de schittering in zijn ogen. ‘Ik heb een scooter,’ zei ze.
‘Nog beter.’ Op Saimirs gezicht verscheen de eerste echte glimlach. ‘Heb je een mobiel?’
‘Natuurlijk.’ Ze wees naar haar schoudertas.
‘En geld. Cash geld?’
‘Ja.’ Ze wees opnieuw naar haar tas.
‘Hoeveel?’
‘Twee-, driehonderd euro.’
‘Meenemen,’ zei hij gejaagd.
Ze nam de tas van de bank, waarna hij haar ruw aan haar mouw trok. ‘Ho,’ viel ze tegen hem uit. ‘Als ik meega, is dat omdat ik dat beslis, niet omdat jij me daartoe dwingt. Begrepen?’
‘Oké,’ antwoordde hij na een korte denkpauze waarin zijn donkere wenkbrauwen elkaar bijna raakten. ‘Maar als je denkt dat je me voor de gek kunt houden, heb je het goed mis.’
In de straat heerst een opgefokt sfeertje. Opvallend veel mensen met een slok op, zoekend naar een goedkoop restaurantje of naar een terras of café om zich nog verder vol te laten lopen. Scandinaviërs die Milos met een glazige blik aankijken of hij misschien een van hen is. Het komt door zijn veel te blonde haar. Verder veel dronken Engelsen. De fucking-this en fucking-that weerkaatsen tussen de huizen.
In het bovenste appartement brandt licht. Hij stelt zich voor hoe de vrouw door de woning loopt en achter haar computer gaat zitten. Zou ze merken dat hij in haar papieren heeft zitten neuzen en dat hij de harde schijf van de laptop heeft gekopieerd? Milos is allesbehalve een computerspecialist. Misschien heeft hij sporen achtergelaten. Terwijl hem opnieuw het zweet uitbreekt, maakt een zeurende twijfel zich van hem meester. Waarom twijfelt hij opeens bij iedere scheet? Waarom kan hij niet gewoon ouderwets handelen? Als hij de vrouw bij thuiskomst naar binnen had gesleurd om haar in het portaal koud te maken, had hij zich een hoop ellende kunnen besparen. Waarom heeft hij dat nagelaten? Was hij zo onder de indruk van haar verschijning – een lange, blonde vrouw – of is de gewetensnood inmiddels zo hoog opgelopen dat hij niet meer in staat is om het leven van een ander te beëindigen? Denk verdomme aan je eigen leven, houdt hij zichzelf voor. Denk aan Nadja, aan ons leven en onze toekomst.