Home>>read Nacht in Parijs free online

Nacht in Parijs(83)

By:Michael Berg


De achternaam komt Jarre vaag bekend voor.

‘De moordenaar van Guy Lavillier,’ vervolgt Renoir op dezelfde toon. ‘We hebben hem vanochtend vroeg van zijn bed gelicht. Net op tijd. De smeerlap stond op het punt om zijn koffers te pakken.’

En waarom weet ik nergens van? Jarre slikt de vraag in. Hij is zo haastig van huis vertrokken dat hij niet eens zijn mobiel heeft afgeluisterd. Met een strak gezicht biedt hij zijn assistent een stoel aan. ‘Op grond waarvan is hij opgepakt?’

‘De vingerafdrukken op de dolk en het plastic hoesje komen overeen met de vingerafdrukken van de verdachte.’

‘Hoe zeker?’ vraagt Jarre, terwijl hij zich verbaast over de stroomversnelling waarin het onderzoek opeens is terechtgekomen.

‘Honderd procent.’

‘DNA?’

‘We hebben genoeg materiaal veiliggesteld. Over achtenveertig uur hebben we uitsluitsel.’

‘En het arrestatiebevel?’

‘Dat heeft de prefect uitgevaardigd,’ antwoordt Renoir op een toon alsof zijn chef zich geen zorgen over vormfouten hoeft te maken. ‘Toen Claire en ik vannacht een match hadden, hebben we de man meteen uit zijn bed gebeld.’

‘Claire?’

‘Claire Buisson.’

O ja. Het hoofd forensische recherche. Jarre ziet de vrouw weer voor zich. Geen wonder dat Renoir zit te stuiteren op zijn stoel, overlopend van energie en hormonen. Jarre wordt er nerveus van. Hij neemt een slok koffie en slaat de akte open. Op de kleurenfoto in de linkerbovenhoek is een jongen te zien met halflang donker haar, een rond gezicht en ogen die nog donkerder lijken dan zijn haar. Rechts staan de belangrijkste gegevens. Jarre schuift zijn bril recht en leest de tekst zo snel mogelijk door. Saimir Bezun is geboren in 1986 in Saint-Denis, woont nu in het even oostelijker gelegen Clichy-sous-Bois en is student aan de universiteit Parijs-Noord 13. Vanaf zijn vijftiende is hij herhaaldelijk in aanraking geweest met justitie. Jarre verbaast zich er niet over. De vingerafdrukken zitten vast niet voor niets in de databank. Zijn ogen schieten over het papier. Een serie kleine inbraken, vandalisme. Niets uitzonderlijks voor een tiener die in een van de probleemwijken van Saint-Denis opgroeit. Er volgt een lange periode zonder veroordelingen. De universiteit. Maar vorig jaar ging het weer mis. Een veroordeling wegens ‘bedreiging’, een celstraf van zes maanden met twee jaar voorwaardelijk.

‘Saimir Bezun is de broer van Radi Bezun,’ zegt Renoir die het duidelijk allemaal te lang duurt. ‘Die zigeunerjongen die verleden jaar door een verdwaalde kogel is geraakt en overleden. Weet u nog, chef?’

‘Ja, ja.’ Jarre knikt. De ontruiming van het kamp bij het Stade de France. Hij ziet de vuilcontainer weer voor zich met het lijk van Guy Lavillier.

‘Saimir Bezun heeft Guy Lavillier toen met de dood bedreigd,’ vervolgt Renoir ongeduldig. ‘Zo ernstig dat Guy Lavillier een tijd politiebescherming heeft moeten nemen. En daarvoor krijg je in Frankrijk zes maanden. Belachelijk.’ Hij schudt zijn hoofd, ten teken dat wat hem betreft het rechtssysteem zo spoedig mogelijk op de schop mag.

‘Waar is die jongen nu?’ vraagt Jarre.

‘In verhoorkamer nummer 1. Maar hij is nog niet verhoord. Ik heb gevraagd om te wachten tot u er was.’ Na een blik op zijn horloge kijkt Renoir hem uitdagend glimlachend aan.

Klootzak, denkt Jarre, maar hij vertrekt geen spier. ‘Hoelang zit de verdachte daar al?’

‘Een uur of zo.’

‘Heeft hij iets gezegd?’

‘U bedoelt of hij al bekend heeft?’ vraagt Renoir spottend. ‘Meneer de verdachte heeft gevraagd om een advocaat. Alsof er een advocaat bestaat die hem hieruit kan lullen. Chef, Saimir Bezun is de moordenaar van Guy Lavillier. Honderd procent! Die jongen heeft zijn broer altijd willen wreken. Hij heeft het zelfs aangekondigd op zijn blog. Wacht, ik zal het u laten zien.’ Renoir is opgestaan en loopt om het bureau heen, alsof hij Jarres computer, die nog niet aan is, wil opstarten.

Met een uitgestrekte hand weert Jarre hem af. ‘Straks wil ik alle bewijzen zien, maar eerst wil ik de verdachte spreken.’

‘Maar die gozer zegt niks.’

‘Ik wil hem spreken!’ roept Jarre kwaad. En zien, want hij heeft zo’n vermoeden dat de aanhouding niet volgens het boekje is gegaan. Terwijl hij snel zijn koffie uitdrinkt, constateert hij dat zijn woede-uitbarsting er tenminste voor gezorgd heeft dat Renoir weer aan de overzijde van het bureau is gaan staan.

Even later lopen ze de gang door, de trap af, naar het souterrain waar zich de verhoorkamers bevinden. Twee deuren. De eerste leidt naar de monitorkamer, de tweede naar de verhoorkamer. Jarre neemt de eerste deur. In de kleine ruimte is niemand. Door de spiegelglaswand werpt hij een blik in het verhoorgedeelte. De microfoons staan open. Hij hoort de airco draaien. In de hoek van de kamer staat een agent, de handen op de rug, die de verdachte surveilleert. De jongen zit aan tafel, zijn hoofd rustend op zijn armen, als een kat die een slaapje doet. De ademhaling van de jongen is te horen. Gelijkmatig, rustig. Het tafereel heeft bijna iets vredigs.