‘De smeerlap.’
‘Romy!’ reageert Isabelle Lavillier boos, ‘je mag wel eens met meer respect over je vader spreken. Waarom zou hij in de aanloop van de verkiezingen geen boek mogen publiceren? Hij is ten slotte politicus.’
‘Was mama. En dat lijkt me voor het land een zegen.’
Isabelle Lavillier wendt zich tot Jarre, wachtend op de volgende vraag, alsof ze haar dochter het liefst wil negeren.
‘Is het boek al af, mevrouw?’ vraagt Jarre.
‘Dat weet ik niet.’
‘Hebt u al iets kunnen lezen?’
‘Nee, ik heb niets gelezen. Mijn man laat me pas iets lezen als het helemaal klaar is. Waarom bent u zo geïnteresseerd in dat boek?’
‘Omdat we in de werkkamer van uw man hebben gezocht naar aantekeningen of uitdraaien, maar niets hebben gevonden.’
‘Ik weet niet of hij al veel geschreven had. Ik weet alleen dat hij de zomervakantie wilde gebruiken om eh…’ Isabelle Lavillier slaat haar handen opnieuw voor het gezicht, waarop Marianne haar meteen in haar armen neemt.
‘Zijn deze vragen echt noodzakelijk?’ vraagt Christian scherp. ‘Ziet u wat u doet?’
‘Het spijt me.’ Jarre buigt het hoofd. Er spoken nog zoveel vragen door zijn hoofd.
‘Wat gaat u nu doen?’ vraagt Christian.
‘Het onderzoekt wordt opgeschaald,’ zegt Jarre terwijl hij naar de verslagen Isabelle Lavillier kijkt die zich door haar schoonzus laat troosten. ‘De prefect heeft alle verloven ingetrokken. We zullen er alles aan doen om de dader zo snel mogelijk te pakken te krijgen.’
‘En de media?’
‘Het is beter de pers in te lichten dan af te wachten tot ze er zelf achter komen en allerlei onzin gaan schrijven.’ Wat ze toch wel zullen doen, denkt Jarre, maar hij houdt zijn kiezen op elkaar.
‘Isabelle?’ vraagt Christian. ‘Heb je het gehoord? Vind je het goed als we de pers inlichten?’
Isabelle Lavillier, haar gezicht nog steeds verborgen achter haar handen, knikt een paar keer, ten teken dat ze met het voorstel instemt.
‘Goed.’ Jarre voelt zich weer net zo ongemakkelijk als bij het begin van het gesprek. ‘Maar voor er een persbericht wordt opgesteld, moet de dode geïdentificeerd worden.’ Hij ziet de verschrikte blikken om zich heen. Isabelle Lavillier heeft haar handen laten vallen en kijkt hem aan alsof hij haar een oneerbaar voorstel heeft gedaan. ‘U hoeft het niet te doen, mevrouw,’ haast Jarre zich te zeggen en richt zich tot Christian. ‘Het is belangrijk dat het iemand van de familie is, iemand die…’
‘Laat mij papa identificeren,’ roept Romy. ‘Ik heb daar geen moeite mee.’
‘Nee,’ reageert Isabelle Lavillier geschrokken, ‘niet in jouw toestand. Ik wil Guy zelf identificeren. Alleen, als jullie dat niet erg vinden.’ Ze recht haar rug en kijkt fier de kamer rond. ‘Als je zo lang samen bent geweest als Guy en ik, heb je het recht om in alle privacy afscheid van elkaar te kunnen nemen, zou ik denken.’
Iedereen zwijgt.
Dan staat ze op, vastberaden. ‘En ik wil Guy nu zien. Meneer Jarre, zou u me willen begeleiden?’
‘Natuurlijk, mevrouw.’
Terwijl hij haar naar zijn auto vergezelt, is Jarre onder de indruk van de schijnbare innerlijke rust waarmee ze met het verlies van haar man omgaat.
Bij de halte drentelt hij wat op en neer en doet alsof hij op een tram wacht. Nummer 334 ligt aan de overkant van de straat, pal naast een damesmodezaak. Een benedenhuis met drie bovenetages en een zolder met dakkapel. Tegen de gevel groeit bruidssluier. Een van de etalagepoppen in de damesmodezaak draagt een bruidsjurk. Als vanzelf gaan Milos’ gedachten naar Nadja. Hij stelt zich haar voor in het wit. Als een plaatje. Niet dromen! roept hij zichzelf tot de orde en verlegt zijn aandacht weer naar het pand.
In het benedenhuis zit een oude man in een leunstoel die in slaap gesukkeld lijkt. Op de eerste en tweede verdieping zijn de gordijnen open, maar Milos ziet geen beweging van bewoners. De gordijnen op de bovenste etage zijn dicht. Hij loopt een stukje de straat af, om een meter of honderd verder over te steken en langs de huizen terug te slenteren. Overal kan hij naar binnen kijken. Grote brede ramen, zonder vitrages of gordijnen, alsof de bewoners vooral willen laten zien dat ze niets te verbergen hebben. Bij nummer 334 houdt hij zijn pas in. Twee voordeuren. De linker hoort natuurlijk bij het benedenhuis met de oude man in de leunstoel. De rechter bij de bovenetages. Een cilinderslot, twee dievenklauwen. Geen probleem. Zeker niet met het gereedschap dat de opdrachtgever hem heeft meegegeven. Drie bellen met drie verschillende naambordjes. Op het bovenste bordje prijkt de naam Naomi Eggers. De derde etage dus. Hij slentert verder. De man in de leunstoel slaapt inderdaad.