‘Hoe?’ herhaalt ze luid.
‘Romy,’ probeert Christian te sussen.
‘Ik wil het weten.’
Nog even en ze gaat stampvoeten. Jarre krijgt geen hoogte van de jonge vrouw. Aan de ene kant lijkt het alsof het nieuws van de moord op haar vader haar volstrekt niet raakt. Aan de andere kant is ze op van de zenuwen, anders kan hij niet verklaren waarom ze de ene na de andere sigaret rookt.
‘Ik wil het ook weten.’
Alle blikken gaan naar Isabelle Lavillier.
Ze heeft haar handen voor haar gezicht weggehaald en kijkt Jarre met opgeheven hoofd aan. ‘Hoe is mijn man vermoord?’
‘Ach, lieverd.’ Marianne is op de bankleuning gaan zitten, naast Isabelle, en streelt de nek van haar schoonzus. ‘Dat hoef je toch niet te weten?’
‘Jawel, Marianne.’ Isabelle Lavillier richt zich tot Jarre. ‘Vertelt u het maar.’
‘Ik weet niet of u…’ Hij aarzelt.
‘Hoe is mijn man vermoord?’ vraagt ze met dezelfde kalmte.
Jarre slikt even. ‘Uw man is in een vuilcontainer gevonden.’ Naakt, zijn lichaam bewerkt met tientallen messteken, gecastreerd. Ondanks het weglaten van alle afschuwelijke details gaat er een zucht van afgrijzen door de salon. ‘Hij lag op zijn rug,’ vervolgt Jarre, ‘een dolk in zijn borst waaraan een brief was gespietst. Een pamflet,’ verbetert hij zichzelf.
‘En wat stond erop?’ wil Isabelle Lavillier weten.
Hoewel hij de tekst uit zijn hoofd kent, haalt Jarre het rode aantekenboekje uit de binnenzak van zijn colbert en begint te bladeren. Wanneer hij de zin gevonden heeft, schraapt hij zijn keel. ‘Wie een zwijn is, zal sterven als een zwijn.’ Hij meent een ingehouden lachje te horen. Romy? Hij slaat zijn ogen op en kijkt automatisch als eerste naar Isabelle Lavillier. Op haar gezicht staat nog steeds ongeloof, alsof ze niet lijkt te kunnen bevatten wat er met haar man is gebeurd.
‘Het is dus een politieke moord,’ roept Romy, die een nieuwe sigaret heeft opgestoken. ‘Dat verbaast me niets.’
‘Romy!’ Marianne Lavillier is duidelijk geschrokken.
‘Ach, doe niet zo schijnheilig, tante Marianne. Papa heeft er toch zelf om gevraagd.’
‘Romy, hou je mond!’ roept Christian Lavillier.
‘Nee, ik hou mijn mond niet,’ bijt Romy terug. ‘Waarom zou ik moeten zwijgen, als zelfs jij je mond durft open te trekken.’
‘Ik?’
‘Ja jij, oom Christian.’ Ze neemt een haastig trekje van haar sigaret. ‘Dacht je dat we in Afrika geen internet hebben? Ik heb je stukjes wel gelezen. En als je het zo graag wil weten: voor de eerste keer in mijn leven ben ik trots op iemand in de familie.’
Christian Lavillier, zichtbaar gegeneerd, wendt zich tot Jarre: ‘Ik geef toe dat ik en mijn vrouw geen fan zijn van de politiek van mijn broer. Aangezien ik als gepensioneerd advocaat tijd overheb, reageer ik wel eens op artikelen die op internet verschijnen en zo heb ik ook een paar keer iets over Guy geschreven en over zijn eh… beweging.’ Hij werpt een bezorgde blik op Isabelle Lavillier, aan wie de hele discussie voorbij lijkt te gaan en die wezenloos voor zich uit staart. ‘Ik wil ook best toegeven,’ vervolgt Christian, ‘dat die stukjes tot de nodige frictie hebben geleid. Niet alleen met Guy, maar ook met Isabelle die vond dat, als ik met mijn broer in discussie wilde gaan, ik dat privé en niet op internet moest doen. Maar…’ – de blik gaat opnieuw naar Isabelle Lavillier – dat laat natuurlijk onverlet hoe afschuwelijk mijn vrouw en ik deze moord vinden.’
Terwijl Marianne Lavillier driftig begint te knikken, probeert Jarre de mededeling tot zich te laten doordringen. Dat de militante Romy haar vaders politiek afkeurt is duidelijk, maar dat Christian en Marianne ook al geen fan zijn, verbaast Jarre.
‘Meneer Jarre…?’
Hij schrikt op.
‘U hebt mij nog niet alles verteld, nietwaar?’ Isabelle Lavillier lijkt uit haar lethargie te zijn ontwaakt en kijkt hem doordringend aan.
‘Wat bedoelt u, mevrouw?’
‘Ik vroeg u hoe mijn man vermoord is, maar ik onderbrak u.’ Er volgt een flauwe glimlach. ‘Is mijn man overleden als gevolg van die dolk?’
‘Eh…’ Jarre denkt aan het gesprek dat hij, vlak voor het verlaten van de plaats delict, heeft gehad met de lijkschouwer. ‘Dat is nog niet duidelijk. De autopsie moet nog plaatsvinden, maar het lijkt erop dat de verwondingen na de dood van uw man zijn aangebracht.’
‘Verwondingen?!’
Hij slikt en beseft dat het geen zin heeft om er langer omheen te draaien. ‘Inderdaad, mevrouw. Op het lichaam van het slachtoffer zijn verschillende steekwonden aangetroffen en eh…’ Hij twijfelt. ‘Het geslacht van uw man was afgesneden.’