‘Geen tijd.’
‘Of je komt later.’
‘Sorry.’
‘Dan geef ik je het adres voor het geval je je bedenkt.’
‘Laat maar. Ik heb morgenavond nog een interviewafspraak voor mijn Vox-serie.’
Evelyne keek alsof ze het niet geloofde.
‘Echt waar,’ zei Chantal.
‘Moet je horen, Chantal. Ik weet dat we samen naar zee zouden gaan. Ik weet hoezeer ik je heb teleurgesteld door je niet eerder te vertellen dat Hotze en ik iets met elkaar hadden. Hoe vaak moet ik nog sorry zeggen?’ Met een wanhopig gebaar hief Evelyne haar handen. ‘Sorry sorry sorry. Het is niet gegaan zoals het moest en dat spijt me, maar daarom hoef jij toch niet zo raar tegenover mij te doen.’
‘Ik? Raar?’
‘Geheimzinnig.’
‘Wat bedoel je?’
‘Dat verhaal over dat studiegenootje van je… Naomi. Heette ze
zo?’
Chantal gaf een nukkig knikje.
‘Je vertelde dat ze die avond van al haar spullen was beroofd,’ ging Evelyne verder, ‘en dat ze die nacht bij jou is blijven slapen.’
‘Ja?’
‘Wat ik niet begrijp is hoe iemand die al zijn spullen is kwijtgeraakt zich de volgende ochtend zo onder de parfum kan spuiten. En ga me niet vertellen dat het jouw parfum was van een of ander testflesje, want jij, Chantal Zwart, hebt nog nooit van je leven parfum gebruikt. Daarvoor ken ik je te goed.’ Evelyne pakte haar glas en dronk het in één teug leeg.
Chantal had het gevoel dat ze met haar rug tegen de muur stond. ‘Ik eh…’
‘Nee,’ onderbrak Evelyne haar terwijl ze opstond en haar tas pakte. ‘Als je niet wilt vertellen wat er die nacht gebeurd is… ook goed. Ik hoop alleen dat je je realiseert dat je fout bezig bent.’ Ze liep naar de grote tafel, griste een vel papier van de stapel en haalde iets uit haar tas. ‘Ik schrijf het adres van het appartement in Cherbourg op en het vaste telefoonnummer, voor het geval onze mobieltjes geen bereik hebben.’
‘Maar eh…’
‘Ja, je bent hartstikke druk,’ denderde Evelyne boos verder. ‘Maar misschien moet je eens nadenken of je je over de juiste dingen druk maakt.’
Voor Chantal iets kon zeggen was Evelyne vertrokken en viel de voordeur met zo’n klap dicht dat Poes het dakterras op schoot.
Eén zoen, en hij is weg. Opeens. Heeft ze iets gemist? Wanhopig probeert Naomi het laatste uur te reconstrueren. Na drie telefoontjes is Toms agenda, zoals hij dat zelf noemt, ‘dichtgeslibd’. Sorry, liefje. Ik moet even naar de universiteit en aansluitend moet ik nog even bij de uitgever langs en daarna moet ik naar de Smoeshaan omdat de presentator van het debat met me wil eten om nog een paar dingetjes voor te bereiden. Het klinkt alsof het hem allemaal overkomt en hij er niets aan kan doen. Even. Als ze het goed heeft uitgerekend, is hij tien uur van huis. Ze wil protesteren, maar weet hoe zinloos dat is. Hij staat te glimmen bij het vooruitzicht om de komende uren in het middelpunt van de publieke belangstelling te staan. Alle voornemens om samen opnieuw te beginnen, met z’n tweeën, alleen jij en ik, lijken vergeten. Tom gedraagt zich weer als de kerel aan wie ze zich al tijden stoort. Een egoïst die zich niet kan voorstellen dat de wereld niet om hem draait. Je vindt het toch niet erg om alleen te eten, hè? Er is nog sushi over. Zonder op antwoord te wachten ratelt hij over wat hij de komende uren allemaal voor belangrijke dingen moet doen. Hij noemt de zender waar het debat op te horen is. Alsof ze ook nog naar die flauwekul gaat luisteren. En morgen gaan we naar Vaals. Beloofd is beloofd. De zogenaamd geile knipoog doet haar niets meer. Ze blijft in de woonkamer achter. Alleen. Eerst verbijsterd, dan gekrenkt, vervolgens verdrietig. Ze denkt erover om haar moeder te bellen en alles te vertellen. Alles. Ook wat er in Parijs is gebeurd. Vervolgens ziet ze zichzelf bij haar moeder op de bank zitten, grienend, als een verwend kind. Feitelijk is ze net zo’n egoïst als hij, met als enige verschil dat ze zwakker is dan hij waardoor ze altijd aan het kortste eind zal trekken. Nee, ze gaat niet bij haar moeder uithuilen. Het roer moet om. Radicaal. Er schiet haar een Duits woord te binnen waarvan ze niet zeker weet of dat de lading dekt, maar het klinkt in ieder geval goed. Rücksichtslos. Zo voelt ze zich, als een Germaanse wraakgodin. De gedachte om haar leven in eigen hand te nemen, doet haar meteen opleven. Ze bespeurt dezelfde energie als waarmee ze de eerste dagen door Parijs liep. Ze rent de trap op en trekt iets leuks aan, iets zomers en sexy’s.
Met een heel wat beter humeur verlaat ze het huis en slaat de hoek om naar de Jan Pieter Heyestraat. Terwijl ze schuin oversteekt naar de supermarkt heeft ze het gevoel dat iemand naar haar kijkt. Ze draait zich om. Aan de overkant van de straat lopen een paar Marokkaanse mannen in lange jurken met een meer dan gemiddelde belangstelling voor haar benen, haar borsten, of haar weelderige blonde haar. Niets om je druk over te maken. Niet bekeken worden is erger. Ze gaat de supermarkt binnen, neemt een boodschappenmandje en begint in gedachten haar koffer te pakken. Wat heeft een mens nodig om de eerste dagen te overleven? Brood, beleg dat niet meteen bederft, een stuk worst bijvoorbeeld, en wat fruit. Terwijl ze het mandje volstopt, slaat de twijfel toe. Hoeveel geld staat er op haar eigen rekening? Hoelang houdt ze het vol en waar moet ze daarna heen? Haar alleenstaande moeder zou het alleen maar toejuichen als ze haar oude kamertje weer zou betrekken. Ze ziet de kamer voor zich. Hetzelfde saaie behang als vijftien jaar geleden. Doelloos draalt ze tussen de schappen. Mevrouw? Iemand tikt haar op haar rechterschouder. Ze schrikt zich dood. Het is een man met een vlassig baardje die er met zijn boodschappenkarretje langs wil. Natuurlijk. Sorry. Ze maakt onmiddellijk plaats. Het is alsof de ballon leegloopt en alle moeizaam bij elkaar geraapte energie in één keer ontsnapt. Bedremmeld kijkt ze naar haar mandje en legt de boodschappen terug. Ze heeft geen overlevingspakket nodig, maar een troostpakket. Met een tros pitloze Griekse druiven en drie repen Toblerone komt ze weer thuis. Het eerste wat ze doet is de telefoon eruit trekken en haar mobiel uitzetten. Als ze wist hoe ze de deurbel kon uitschakelen, zou ze dat ook doen. Ze wil niemand zien, niemand spreken. Haar werk voor de Parijs-special kan nog wel wachten tot morgen of overmorgen. Ze gaat naar haar slaapkamer, trekt de gordijnen dicht en gaat op bed liggen. Wil ze verder als Toms domme blondje of bepaalt ze zelf wat ze met de rest van haar leven doet? Het is nog vroeg. Ze hoeft niet meteen te beslissen. Ze zet de televisie aan. Zappend langs de zenders probeert ze zich voor te stellen hoe het zal zijn als hij vanavond thuiskomt in een leeg huis. Stil. Doodstil.