Nacht in Parijs(71)
Voor hij zich in het gedrang van de hoofduitgang stort, verstevigt hij instinctief zijn grip om het hengsel van het koffertje. Hij moet er niet aan denken om de Glock kwijt te raken, of het geld dat de opdrachtgever hem heeft toegestopt. Het gedoe moet over zijn, zo snel mogelijk, zodat hij eindelijk terug kan naar huis. Hij loopt de zon in en kijkt verbaasd om zich heen. Ooit was hier een plein met tramhaltes die uitkeken op het water en de rondvaartboten. Nu kijkt hij tegen een schutting aan vol borden en pijlen. De trams hoort hij wel, maar hij ziet ze niet. Er wordt gebouwd. Een kraan zwenkt over het plein dat geen plein meer is. Hij volgt de meute over een nauw voetpad met aan beide zijden een schutting. Geen idee waarheen. Plotseling steekt een tram in volle vaart het pad over, luid bellend, alsof de bestuurder zich bij voorbaat excuseert voor het geval er slachtoffers vallen. Ergens moet de taxistandplaats zijn. Na nog wat geschuifel en geduw bereikt Milos eindelijk de uitgang van de doolhof en ligt de stad voor hem.
Amsterdam. Historische geveltjes aan het water, witte schapenwolkjes tegen een blauwe lucht. Hij herkent het hotel op de hoek. Nu moet hij rechtdoor. In de eerste de beste souvenirwinkel koopt hij een stadsplattegrond. Zonder die te hoeven raadplegen loopt hij verder, de straat af, om op het plein te komen met het fallusachtige monument waarover hij zich tien jaar geleden ook al zo verbaasde. Nu naar links. Een smalle straat waar fietsers vier man breed doorheen rijden. Een brug over de gracht. Opnieuw naar links. De roodverlichte ramen met hoeren zijn er nog steeds, maar het is net alsof het er minder zijn. Ook het aantal gokhallen en floorshows lijkt afgenomen. Wel dezelfde drukte. Dagjesmensen, toeristen en de echte hoerenlopers. Veel politie, meer dan toen, ook weer in koppeltjes van twee. Hij slaat rechts af, een steeg in. Na een wirwar van straatjes en nog meer stegen belandt hij op een andere gracht, waar het aanmerkelijk rustiger is. Na een meter of vijftig vindt hij twee aan elkaar grenzende hotels. Een met een witte gevel, het andere met een roodbruine. Met de rug naar de gracht bestudeert hij de gevels, zich afvragend of een van de kleuren misschien geluk brengt.
‘Hello, baby?’
Onmiddellijk herkent hij het Russische accent. De vrouw zit in het open raam naast het roodbruine hotel, haar benen bungelend over de rand van de vensterbank. Als ze zou willen, kan ze zo op de stoep springen. Als ze zou kunnen. De vrouw is niet meer zo piep. Haar borsten hangen zowat op haar buik en ze heeft niet voor niets zoveel rouge op haar gezicht gesmeerd. Milos probeert zich voor te stellen hoe Nadja eruitziet als ze oud is. In gedachten ziet hij een houten huis. In de woonkamer staat zijn vleugel, uit de keuken komt de geur van een zelfgebakken vatroujska, abrikozentaart. Een veranda met uitzicht op het meer. Twee schommelstoelen en vier honden. Over het water scheren kraanvogels.
‘You want to fuck?’
Om hem aan te moedigen strekt de hoer in de spreidstand haar benen waardoor hij recht in haar kut kijkt.
Hij schrikt. ‘No, thank you.’ Het beleefd bedoelde knikje wordt beantwoord met een opgestoken middelvinger en een Russische vloek. Hij haast zich naar het hotel dat het verst van de peeskamer af ligt. Het hotel met de witte gevel. Een stenen trap met een balustrade. Een nauw gangetje naar een al even nauwe receptie.
‘How many nights?’ klinkt het weinig enthousiast uit de mond van de man achter de balie.
‘Just one.’
‘You pay with creditcard?’
‘Cash.’
De man lijkt even op te leven. ‘Breakfast?’ gaat hij weer net zo verveeld door.
‘ No, thank you,’ antwoordt Milos. De bedoeling is dat hij voor het ontbijt de stad alweer uit is.
‘One hundred and fifty.’ De man strekt zijn hand uit.
Milos legt twee briefjes van honderd op de balie en gebaart dat hij niets terug hoeft. Als tegenprestatie hoeft er geen paspoort te worden overlegd. Met de sleutel vertrekt hij naar een kamertje tweehoog achter met uitzicht op een blinde muur. Hij werpt een blik op zijn horloge, dat nog steeds stilstaat. Vanmiddag gaat hij een batterijtje kopen, neemt hij zich voor. En vanmiddag gaat hij zich ook terdege voorbereiden op wat hopelijk de laatste actie wordt. Milos slaat de plattegrond open bij het stratenregister en zoekt de ‘O’ van Overtoom.
De voordeur was niet op slot. Chantal zag het meteen. Eén duwtje en iedereen kon haar huis binnen. Ze vloekte inwendig, gooide de deur met alle macht dicht en nam zich voor om zo snel mogelijk een timmerman te vinden die niet op vakantie was. Terwijl ze hoopte geen huurders tegen te komen die begonnen te klagen over een niet-functionerend slot of andere gebreken, hoorde ze de lift naar beneden komen. Even overwoog ze om de trap te nemen. Onzin, sprak ze zichzelf toe. Ze was een verantwoordelijke huiseigenaar met genoeg geld om alle noodzakelijke reparaties uit te voeren. Dus, lieve mensen, een beetje geduld. Het is zomer. Zich innerlijk voorbereidend op de confrontatie met een van haar huurders posteerde ze zich voor de ingang van de lift. Aan de tijd die de lift onderweg was, leidde ze af dat het haar buurman moest zijn. Een oudere man met een teckel die hij drie keer per dag uitliet. Toen ze, galant als ze was, de liftdeur voor hem opende, keek ze recht in het gezicht van Evelyne.