‘Het spijt me,’ begint Jarre schoorvoetend tegen mevrouw Lavillier en haar dochter. ‘Er moet iets zijn misgegaan in de interne communicatie. Ik zal er persoonlijk voor zorgen dat het niet meer zal voorkomen.’
Hij ziet dat het antwoord hun niet bevalt. Het is hetzelfde excuus als gisteravond. Een rotsmoes. Heeft er iemand gelekt? Hij kan het zich nauwelijks voorstellen. Aan de andere kant: er lopen altijd lijntjes van de politie naar de pers. Agenten die in ruil voor steekpenningen bereid zijn journalisten een handje te helpen. Zelf beschikt hij ook over een lijntje. Chantal Zwart. Gisteravond laat belde ze hem nog, boos dat hij haar niet gewaarschuwd had voor de persconferentie. U moest eens weten hoe boos ik ben, zei hij terug. Hij kan zich niet herinneren dat hij zich tijdens zijn lange politiebestaan ooit zo belazerd heeft gevoeld. Het is alsof een vreemde, duistere macht de regie van hem heeft overgenomen.
Terwijl hij probeert zelfvertrouwen uit te stralen, richt Jarre zich tot mevrouw Lavillier en haar dochter: ‘We zullen alles doen zodat de pers u niet langer lastigvalt. Als u wilt, zet ik ook beveiliging bij het huis.’
De boodschap lijkt niet tot mevrouw Lavillier door te dringen. Romy reageert wel. Een kort knikje alsof hij eindelijk iets verstandigs voorstelt.
‘En we kunnen ook camera’s installeren,’ zegt Jarre tegen mevrouw Lavillier.
‘Néé, geen camera’s!’ Ze schudt heftig met haar hoofd. ‘Dat wil mijn man niet.’
‘Mama?’ Romy kijkt haar niet-begrijpend aan.
‘Laat maar, Romy.’
‘Wat laat maar?’
Mevrouw Lavillier gebaart haar om niet verder te vragen.
‘Waarom wil uw man geen camera’s?’ vraagt Jarre, denkend aan alle dossiers die hij gezien heeft met aangiften van bedreiging.
‘Omdat Guy vindt dat we niets te verbergen hebben.’
‘Bespottelijk, mama.’
‘Mijn man is geen angsthaas,’ zegt mevrouw Lavillier na een korte afkeurende blik naar haar dochter. ‘Hij zegt wat hij denkt en wat veel mensen ook denken maar niet durven te zeggen. Mijn man heeft altijd voor zijn idealen gestaan en zich door niemand daarvan laten weerhouden.’
Romy stoot een laatdunkend lachje uit, wat haar op een nieuwe afkeurende blik van haar moeder komt te staan.
‘Meneer Jarre…’ Mevrouw Lavillier is kaarsrecht gaan zitten en kijkt alsof ze zich wil verontschuldigen voor het obstinate gedrag van haar dochter. ‘Wat is de stand van zaken?’
‘De zoektocht naar uw man is opgeschaald tot het allerhoogste niveau.’ Eerlijk gezegd is Jarre blij dat eindelijk alle middelen kunnen worden ingezet.
‘En…?’ vraagt Romy met een spottend lachje. ‘Heeft dat allerhoogste niveau al iets opgeleverd?’
‘Uw vader…’ – hij wendt zich tot mevrouw Lavillier – uw man heeft zaterdagavond samen met een jonge vrouw de galerie verlaten.’ Om de twee niet nog ongeruster te maken besluit hij de moord op de galeriehouder achterwege te laten. Het gezicht van mevrouw Lavillier staat onveranderd strak. Romy kijkt alsof het haar niets verbaast dat haar vader in gezelschap van een jonge vrouw is gesignaleerd. ‘Vervolgens zouden de twee een taxi hebben genomen naar de rue de Prony,’ gaat Jarre verder, ‘naar het pand waar de stichting Formosa is gevestigd, een stichting waarvan uw man bestuurslid is.’ Hij laat een pauze vallen.
‘Ik weet dat mijn man bestuurslid is, meneer Jarre,’ zegt mevrouw Lavillier beleefd glimlachend. ‘Sterker nog: ik heb hem destijds aangemoedigd om in het bestuur zitting te nemen. Formosa zet zich in voor cultureel ondernemerschap. Aangezien mijn man weinig tot niets in de culturele sector deed, leek het me een mooie aanvulling op zijn portefeuille.’
Opnieuw klinkt een laatdunkend lachje van de dochter, maar mevrouw Lavillier lijkt zich niet te willen laten verleiden tot een reactie en blijft hem strak aankijken.
‘Ik eh…’ Jarre aarzelt. Is Guy Lavillier echt in bed overleden? Het bewijs ontbreekt. Na een diepe zucht richt Jarre zich opnieuw tot mevrouw Lavillier. ‘Ik heb reden om aan te nemen dat uw man vaker gebruikmaakte van het adres aan de rue de Prony om eh…’
‘Ik weet dat mijn man vreemdgaat,’ onderbreekt ze hem, ‘maar dat wil nog niet zeggen dat ik per se hoef te weten wáár.’
‘Mevrouw, het spijt me als…’
‘Wat een smeerlap!’ barst Romy plotseling uit. ‘Mama, ik begrijp niet hoe je dat al die jaren hebt kunnen toestaan. Ik had hem allang verlaten.’ Haar ogen lichten op, waarna ze een nieuwe sigaret opsteekt. ‘Of ik had hem…’
‘Romy…’ Mevrouw Lavillier heeft een hand op die van haar dochter gelegd. ‘Je moet niet zoveel roken. Dat is niet goed voor je.’