Haar mobiel rinkelde. Ze zette haar laptop aan de kant en nam op. ‘Ja?’
‘Chantal Zwart?’
De man had een stem die zowel vriendelijk als direct was.
‘Ja.’
‘U spreekt met Auguste Jarre, plaatsvervangend hoofdcommissaris van de politie in Saint-Denis.’
Haar maag kromp ineen. Na het gesprek met Isabelle Lavillier had ze direct naar de politie moeten gaan. ‘Ja…?’
‘Ik heb een paar vragen. Normaal zou ik die in een persoonlijk gesprek stellen, bij u thuis of op het bureau, maar de omstandigheden dwingen mij tot haast.’
Chantal merkte hoe het zweet haar uitbrak.
‘Klopt het dat u een vriendin hebt die Guy Lavillier zaterdagavond in galerie Prisma heeft gezien?’
‘Dat klopt.’ Ze besefte dat het geen zin had eromheen te draaien.
‘Kunt u mij de naam van uw vriendin geven en een telefoonnummer waar ik haar kan bereiken?’
‘Nee, dat spijt me.’
‘Waarom?’
‘Omdat ik dat beloofd heb.’
Er viel een stilte.
‘Wat deed uw vriendin op die vernissage?’ klonk het nog steeds vriendelijk.
‘Geen commentaar,’ zei Chantal.
‘Hoe ziet die vriendin eruit? Wat voor kleur haar heeft ze, hoe oud is ze? Jong, neem ik aan. Een jaartje of dertig, met blond haar en een welgevormd figuur?’ Het cynisme viel niet te negeren.
‘Geen commentaar.’
‘Is het een Française?’
‘Geen commentaar.’
‘U kunt wel blijven zwijgen, maar dit is geen spelletje!’ Jarre kon zich duidelijk niet langer inhouden. ‘We hebben hier met moord te maken!’
Moord? Chantal had zich de scène al een paar keer proberen voor te stellen. Guy Lavillier, naakt op zijn rug in bed, smachtend naar Naomi met haar geweldige tieten. Het was een veel te warme dag geweest. Een hartstilstand van een oversekste oudere man. ‘Hoezo eh… moord?’ stamelde ze.
‘Vanmiddag is de eigenaar van galerie Prisma vermoord.’
‘Cuno Behrens?’
‘U kent hem?’ klonk het streng.
‘We hebben elkaar één keer gesproken. Aan de telefoon,’ haastte ze zich eraan toe te voegen. Dat de dood van Behrens iets te maken kon hebben met Guy Lavillier begon op dat moment tot haar door te dringen. ‘Hoe eh…?’
‘De dader heeft de galeriehouder met zijn gezicht door een glazen tafelblad geslagen en daarna een kogel door zijn achterhoofd gejaagd. Ik kan u verzekeren dat het er niet al te fraai uitziet,’ vervolgde Jarre op hetzelfde cynische toontje als zo-even. ‘Weet u waar uw vriendin zich vanmiddag bevond?’
‘Die vriendin heeft niets te maken met de moord op Behrens,’ zei Chantal.
‘Maar wel met de verdwijning van Guy Lavillier,’ beet Jarre terug.
‘Niet met de verdwijning.’
Opnieuw stilte.
Poes sprong bij Chantal op schoot. Ze schrok. Niet van Poes, maar omdat ze zich toch door Jarre uit de tent had laten lokken.
‘U weet al een tijdje dat Guy Lavillier verdwenen is, nietwaar?’
Ze nam zich voor te zwijgen.
‘Sinds zondag probeert u mevrouw Lavillier te bereiken,’ ging Jarre verder. ‘Het gaat zelfs zo ver dat u vanochtend met allerlei smoesjes het huis van de Lavilliers in Saint-Denis bent binnengedrongen. Ik kan u laten arresteren voor huisvredebreuk of voor rechtsbelemmering door het moedwillig achterhouden van belangrijke informatie. Maar eh…’ – er volgde een diepe zucht – ‘… als u mij nu vertelt wat u weet, zal ik dat door de vingers zien.’
‘Maar ik geef mijn bron niet prijs.’
Er viel een stilte.
‘Goed,’ klonk het even later aarzelend.
‘En ik wil dat u mijn informatie vertrouwelijk behandelt,’ zei ze.
‘Akkoord. Alles wat u vertelt blijft onder ons. Uw naam verschijnt in geen enkel dossier. Daarvoor geef ik u mijn erewoord.’
‘En de pers?’
‘Die weet van niets en dat wil ik graag zo houden. Ik neem aan dat u bezig bent met een artikel over Guy Lavillier. In dat geval verzoek ik u pas te publiceren nadat de politie een persbericht heeft doen uitgaan.’
De eis was alleszins redelijk.
‘Afgesproken.’ Ze haalde diep adem.
‘Wacht,’ zei Jarre. ‘Ik hoor dat u ergens buiten bent. Luistert er iemand mee?’
‘De enige die meeluistert is mijn kater,’ zei Chantal na een blik over de daken. Aan de andere kant van de lijn meende ze een lachje te horen.
‘Gilles!’
Nadja’s stem klinkt als een klaterend bergbeekje. Even is het alsof de stolp wordt opgetild en hij weer kan ademen, maar al snel wordt de blijdschap overschaduwd door een gevoel van schaamte. Hij heet geen Gilles. Hij heet Milos. Als iemand recht op de waarheid heeft, is het Nadja. Zodra het circus voorbij is, zal hij schoon schip maken en haar alles vertellen.