Hotze was een slechte acteur. Altijd geweest. Chantal voelde haar maag verstrakken. Ondertussen probeerde ze zichzelf gerust te stellen. Waarom zou Evelyne Hotze niet ook hebben uitgenodigd? De twee haddden elkaar vaak genoeg ontmoet. De laatste keer dat Evelyne was komen logeren, nog geen maand geleden, hadden ze nog met z’n drieën een heel gezellige avond in een restaurant doorgebracht.
Maar dit keer was anders.
Ze namen plaats, ieder aan een kant van de tafel. Hotze in het midden, rechts van hem Evelyne, links zijzelf. Terwijl Chantal haar vingers over het bestek liet glijden, bekroop haar het gevoel alsof alle blikken van het restaurant op haar waren gevestigd. In plaats van te vragen wat dit voor theaterstukje was dat voor haar werd opgevoerd, luisterde ze met een stalen gezicht naar Evelyne die Hotze vertelde dat zijn dochter misschien een boek ging publiceren.
‘Wat een goed nieuws! Ge-wel-dig!’ In zijn zenuwen sloeg hij volledig door. ‘Ik heb altijd gezegd dat het een goed onderwerp was.’
Chantal knikte. Hotze was met zeventien verhuisd van Groningen naar Parijs. Hij had met het studentenoproer van 1968 meegedaan. Tijdens de schermutselingen met de mobiele eenheid op de boulevard Saint-Michel was hij gewond geraakt en had een paar dagen in een cel vastgezeten. Hij had het verhaal zo vaak verteld dat ze inderdaad moeilijk kon beweren dat het háár onderwerp was. Toen de uitgever belde, was een van haar eerste gedachten geweest om ook haar vader te interviewen. Nu was ze blij dat ze hem nog niets had gevraagd.
De komst van de ober bracht een moment van ontspanning. Nam men een aperitief? Om het niet lastiger te maken dan het toch al was, bestelde iedereen hetzelfde. Pastis. De ober had zich nog niet omgedraaid of de spanning aan tafel was weer terug. Slappe opmerkingen over de hitte en dat je maar beter binnen kon zitten in een restaurant met airco dan buiten. Tussendoor veelzeggende blikken over en weer. Chantal registreerde het, maar deed net alsof ze het niet zag. Toen de ober met de bestelling terugkwam, viel het gesprek prompt weer stil.
Evelyne wachtte tot iedereen een glas voor zijn neus had en ze weer met z’n drieën waren. ‘Chantal…’ Ze schraapte haar keel en keek alsof ze ergens mee in haar maag zat. ‘We moeten je wat zeggen.’
We.
‘Wat ik wil zeggen…’ Ze strekte haar hand uit naar Hotze, die als een schooljongen begon te blozen. ‘Je vader eh… ik bedoel: Hotze en ik hebben een eh… relatie.’
Chantal telde inwendig tot tien. Vanaf het moment dat ze haar vader had zien zitten, wist ze het en toch veroorzaakte de mededeling een kleine aardbeving, alsof er diep vanbinnen iets scheurde. Relatie. Dat klonk behoorlijk serieus. Waarom had ze er niets van gemerkt? Maar vooral: waarom hadden ze niets tegen haar gezegd? Noch Hotze, noch Evelyne.
Er viel een stilte die met de seconde pijnlijker werd.
Chantal had het gevoel alsof ze op een tweesprong stond. Hart of verstand. ‘Wat leuk voor jullie.’ Het was haar verstand dat sprak. Maar ze meende ieder woord. Na de dood van haar moeder had Hotze zich in zijn werk begraven. Gitaarconcerten, leerlingen, studeren. Nooit vakantie, altijd werken, geen tijd om te treuren, laat staan om op zoek te gaan naar een nieuwe vrouw. De reuma die een jaar geleden de kop had opgestoken, had zijn struisvogelpolitiek lelijk doorkruist. Hotze gaf nog steeds les, maar zijn handen waren dermate achteruitgegaan dat hij niet meer kon optreden en steeds meer thuis zat te somberen. Evelynes verhaal was het tegenovergestelde. Wat Hotze uit de weg ging, joeg zij juist na. Passie, seks. Maar zonder zich te binden. Minnaars – Evelyne maakte er geen geheim van dat ze af en toe ook met een vrouw naar bed ging – waren ‘passanten’ die na bewezen diensten werden bedankt, waarna het volgende avontuur wachtte. Natuurlijk, diep in haar hart droomde ze van iemand met wie ze misschien samen oud kon worden, maar inmiddels leefde ze al zo lang in haar eentje en had ze zoveel merkwaardige gewoonten ontwikkeld dat ze de hoop op een serieuze relatie had opgegeven. De paar keer dat ze iemand aan Chantal had voorgesteld waren altijd vergezeld gegaan van een alleen voor haar bedoelde vette knipoog. Doe geen moeite een naam te onthouden. Morgen is-ie weer weg.
Chantal keek naar de overkant van de tafel, op zoek naar een teken, het bewegen van een ooglid, maar Evelynes gezicht stond ernstig. ‘Wat leuk voor jullie,’ herhaalde ze.
‘Het spijt me dat eh… we je er zo mee overvallen,’ stamelde Hotze.
Ze zag hoe zijn handen trilden. Ongetwijfeld snakte hij naar een sigaret. Wist Evelyne wel hoeveel Hotze rookte?
‘Ik had het je veel eerder willen zeggen,’ zei Evelyne zichtbaar opgelaten. ‘Echt. Maar ik kon het juiste moment niet vinden en bovendien…’