Hij maakt een wegwuifgebaar ten teken dat het al zo lang geleden is. Isabelle Lavillier was samen met haar man aanwezig op de begrafenis. Natuurlijk is er van alle goedbedoelde beloftes om contact te houden niets terechtgekomen. Het is al verbazingwekkend dat ze na zoveel jaar Jeannes naam nog weet. In plaats van vragen te stellen, wacht hij rustig af tot mevrouw Lavillier zelf begint.
Haar lippen beginnen weer te trillen. ‘Mijn man is dus eh… verdwenen,’ zegt ze met een bibberstemmetje dat helemaal niet bij haar past. ‘Guy.’
Jarre knikt. Hij weet heel goed wie Guy Lavillier is. Het laatste jaar als hoofdcommissaris heeft hij vaak genoeg met Lavillier te maken gehad. Een arrogante man, een dwingeland. Niet bepaald Jarres favoriete burgemeester. Los van het feit dat hij nooit op de gaullisten of de UMP heeft gestemd, laat staan dat hij ooit zijn stem aan Lavilliers nieuwe partij zal geven. ‘Sinds wanneer is uw man zoek?’
‘Sinds zaterdag.’ Mevrouw Lavillier knijpt voortdurend in haar handen. ‘Ik wil dat u hem zoekt, meneer Jarre.’
‘Natuurlijk, mevrouw. Daar is de politie voor.’
‘Wat ik bedoel…’ Ze schraapt haar keel. ‘Ik wil dat ú hem zoekt, zonder ophef en vooral… zonder publiciteit.’
Jarre knikt opnieuw. Publiciteit ligt gevoelig, zeker voor politici. Hij herinnert zich de affaire op het gemeentehuis van Saint-Denis, een jaar na Lavilliers aanstelling als burgemeester. Seksuele intimidatie van een medewerkster. Dat was het verhaal. Jarre zat toen al op ‘speciale projecten’ en was daarom niet direct betrokken bij de zaak, maar hij weet nog goed hoe de aanklacht tegen Lavillier op het allerlaatste moment werd ingetrokken. ‘Als ik uw man ga zoeken,’ zegt hij voorzichtig, ‘zal ik toch mijn collega’s moeten inschakelen.’
‘Natuurlijk. Ik wil alleen niet dat de pers wordt geïnformeerd. Niet meteen. Alleen als…’ Mevrouw Lavillier kijkt hem wanhopig aan.
‘Ik begrijp het.’ Uit de binnenzak van zijn colbert haalt hij een rood aantekenboekje tevoorschijn. Zijn ballpoint ligt helemaal rechts, onder een paar over elkaar heen geschoven blaadjes. Hij gaat er eens goed voor zitten. ‘Wanneer heeft u uw man voor het laatst gezien?’
‘Afgelopen zaterdag.’
‘Hoe laat?’
‘Om een uur of vijf belde hij een taxi, die hem naar Parijs heeft gereden.’
‘Weet u ook waarheen?’
‘Naar het station, dacht ik.’ Er volgt een flauwe glimlach. ‘Inmiddels weet ik van een journaliste dat mijn man die avond gesignaleerd is op een vernissage in de rue de Berri.’ Mevrouw Lavillier haalt een kaartje uit haar jasje, dat ze tussen de andere blaadjes naar Jarre toeschuift.
Chantal Zwart. Geen adres, alleen een 06-nummer, een mailadres en een website. Hij schrijft de gegevens over en schuift het kaartje weer terug naar mevrouw Lavillier. ‘Weet die…’ – hij kijkt even naar zijn aantekeningen –‘…Chantal Zwart ook waar uw man ná die vernissage is heen gegaan?’
‘Dat weet ik niet.’ Haar handen maken zich los uit de knoop en strijken over het grijze pagekapsel. ‘Vergeten te vragen.’
‘Dat doe ik wel.’ Jarre knikt haar bemoedigend toe. ‘Maar waarom dacht u dat uw man naar het station zou gaan?’
‘Hij had een aantal besprekingen in Orange en zou de TGV nemen van halfzeven.’
‘Besprekingen op zondag?’
‘Politici werken ook op zondag,’ reageert mevrouw Lavillier alsof het een impertinente vraag betreft.
‘Natuurlijk.’
‘Guy wilde buiten de hectiek van Parijs met een paar mensen wat dingen bespreken,’ vervolgt ze met haar gebruikelijke charme. ‘Hij had een kamer en een zaaltje laten reserveren in het Best Western Hotel Arène Kulm. Omdat ik wist hoe druk hij zondag was, heb ik hem niet gebeld. Vandaag, toen ik hoorde dat hij eigenlijk in het parlement had moeten verschijnen, kreeg ik argwaan. Een dubbele afspraak. Mijn man is een pietje-precies als het om afspraken gaat. Maar ik hoef u niet te vertellen hoe hij is, meneer Jarre.’
‘Nee, nee.’
‘Ik heb geprobeerd hem op zijn 06-nummer te bereiken en toen dat niet lukte heb ik het hotel gebeld, maar eh…’ De stem verraadt ingehouden woede. ‘Er bleek helemaal geen kamer of zaaltje gereserveerd te zijn op naam van mijn man. En ook niet op naam van La Nouvelle France.’
‘Misschien heeft uw man zich vergist met de naam van het hotel.’
‘Ik weet het niet.’ Mevrouw Lavillier heeft moeite om haar ogen droog te houden.
‘Is uw man zaterdag alleen vertrokken?’
‘Hij is alleen in de taxi gestapt. Dat heb ik…’ Ze kijkt Jarre niet-begrijpend aan. ‘Wat bedoelt u eigenlijk?’