Home>>read Nacht in Parijs free online

Nacht in Parijs(47)

By:Michael Berg


Op de gang klinken stemmen. Renoir en nog iemand. Renoir is de hoogste in rang op kantoor en al een week op zijn pik getrapt omdat de oude Jarre de hoofdcommissaris mag vervangen. Renoir praat zoals hij altijd praat, luid en onbehouwen, als een echte klootzak. Hij geeft op over zijn nieuwste aanwinst, een geil wijf, en dat hij die vanavond meeneemt naar de bioscoop, naar Honey 2, om haar daarna eens even lekker…

Wanneer de telefoon gaat, neemt Jarre onmiddellijk op, blij dat de rest van het verhaal hem bespaard blijft. ‘Ja?’

‘Sorry dat ik u stoor, chef.’

Hij herkent de stem van de agent die tot zes uur baliedienst heeft.

‘Het gaat om een aangifte van vermissing.’

‘Ja…?’ reageert Jarre geïrriteerd. Iedere agent kan een aangifte van vermissing aannemen. Een kwestie van formulieren invullen en protocollen volgen. ‘En waarom val je mij daarmee lastig?’

‘Omdat…’ De agent fluistert een naam.

‘Ik kom eraan.’

Jarre legt de hoorn op de haak en spoedt zich naar de balie. Hij herkent de vrouw in het elegante rode mantelpakje onmiddellijk, het sierlijke figuur, het nobele gezicht dat nog steeds even knap is. Een klassieke schoonheid à la Catherine Deneuve, het type vrouw dat met het verstrijken der jaren alleen maar mooier lijkt te worden. De eerste keer dat hij haar zag, kan hij zich nog precies voor de geest halen. De receptie op het stadhuis van Saint-Denis ter gelegenheid van de installatie van de nieuwe burgemeester. Een warme septemberdag. De negentiende, was het. Hij weet de datum nog omdat het de laatste keer was dat Jeanne hem tijdens een officiële gelegenheid begeleidde. Natuurlijk had ze meteen in de gaten dat hij keek. ‘Jij vindt haar mooi, hè?’ Hij mompelde iets terug waarop ze zei dat hij best mocht kijken en hem plagerig in zijn arm kneep. Geen spoor van jaloezie. De band tussen Jeanne en hem was onverbrekelijk. Al zo lang samen en nog zoveel jaar voor de boeg.

Hij moet even slikken. ‘Goedemiddag, mevrouw Lavillier.’

‘Goedemiddag, meneer Jarre.’

Ze geven elkaar een hand. De vrouw ziet bleek. Jarre doet zijn best zich te concentreren, maar onwillekeurig gaan zijn gedachten terug naar de bewuste receptie. Handjes schudden, netwerken. Terwijl iedereen voortdurend van gesprekspartner wisselde, stonden Jeanne en de vrouw van de nieuwe burgemeester wel een halfuur geanimeerd met elkaar te praten. Toen Jarre en zijn vrouw weer thuis waren, was ze nog vol van de ontmoeting met mevrouw Lavillier, die ze gewoon Isabelle noemde, alsof ze al jaren vriendinnen waren. Wat een aardige vrouw. Niks geen kak en ook nog eens zo maatschappelijk betrokken. Isabelle Lavillier had haar gevraagd om toe te treden tot het bestuur van de dierenbescherming Saint-Denis. Jeanne antwoordde dat ze morgen zou beslissen. Wat ze niet vertelde was dat ze morgen naar de dokter zou gaan voor een serie klachten waar ze al een tijd last van had. Chronische hoofdpijn en aanvallen van duizeligheid. De volgende dag, de twintigste september, stuurde de huisarts haar meteen door naar het ziekenhuis, waar een hersentumor werd geconstateerd. Daarna ging het snel bergafwaarts.

‘Waarmee kan ik u van dienst zijn, mevrouw?’ vraagt Jarre terwijl hij de beelden van zijn doodzieke vrouw uit zijn hoofd probeert te zetten.

‘Mijn eh…’ Mevrouw Lavillier kijkt om zich heen, alsof ze bang is om bekenden tegen te komen. Maar op dit tijdstip is de hal van het politiebureau leeg en de agent die baliedienst heeft is aan het uiteinde van de balie gaan staan, buiten gehoorsafstand. Haar lippen beginnen te trillen. ‘Mijn man is verdwenen. Ik eh…’ Ze knijpt haar ogen dicht en laat haar hoofd zakken.

‘Komt u maar mee.’ Jarre opent het baliepoortje en gaat haar voor naar zijn kamer, snel, om zo min mogelijk collega’s in de gang tegen te komen en het de vrouw niet nog moeilijker te maken dan het al is. Hij biedt haar een stoel aan en sluit de deur. ‘Wilt u iets drinken? Koffie, thee, water?’

‘Nee, dank u.’

‘Iets sterkers?’ Hij weet waar de hoofdcommissaris zijn eau de vie heeft staan.

‘Merci.’

Nadat Jarre heeft plaatsgenomen achter het bureau, ziet hij haar kijken naar de stapel dossiers en de overal rondslingerende aantekenbriefjes. Het bureau oogt als een slagveld, maar in de chaos weet hij precies waar wat ligt.

‘Bent u nog steeds hoofdcommissaris?’ vraagt ze fronsend.

‘Nee.’ Glimlachend schudt hij zijn hoofd. ‘Ik ben met pensioen. Maar ze raken me niet kwijt,’ voegt hij eraan toe wanneer hij onbegrip ziet. ‘Tot eind augustus vervang ik de hoofdcommissaris.’

‘Dus u bent nu de hoogste leidinggevende.’

‘Inderdaad, mevrouw.’

Ze knikt alsof ze het even zeker wilde weten. Dan trekken haar dunne grijze wenkbrauwen naar elkaar toe. ‘Het spijt me dat we elkaar na de dood van Jeanne niet meer hebben gesproken.’